Aanwijzing sociale zekerheidsfraude (2023A003)

Publicatiegegevens
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. art. 130 lid 6 Wet RO
Van: College van procureurs-generaal
Aan: hoofden van de OM-onderdelen, Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Arbeidsinspectie, Directeur Directie Handhaving Uitvoeringsinstituut,  Werknemersverzekeringen, Hoofd Sociale Verzekeringsbank, Korpschef van de Politie
Registratienr: 2023A003
Datum inwerkingtreding: 01-10-2023
Publicatie in stcrt.: 2023, 26247
Vervallen: Aanwijzing sociale zekerheidsfraude (2016A001)
Relevante beleidsregels OM: Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude (2016R002);
Aanwijzing opsporingsbevoegdheden (2014A009);
Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (2018A003)

SAMENVATTING

Deze aanwijzing betreft het opsporings- en vervolgingsbeleid aangaande fraude met uitkeringen en voorzieningen, verstrekt krachtens de sociale zekerheidswetgeving, gepleegd door uitkeringsgerechtigden en eventuele (mede)verdachten. Voor de keuze tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctionering neemt de aanwijzing de omvang van het benadelingsbedrag als uitgangspunt. Tot een benadelingsbedrag van € 50.000 wordt in beginsel bestuursrechtelijk gesanctioneerd, bij een bedrag van € 50.000 of meer in beginsel strafrechtelijk. De aanwijzing somt een aantal factoren op die aanleiding kunnen geven om af te wijken van deze uitgangspunten.

  1. UITGANGSPUNTEN EN REIKWIJDTE

    1. Sociale zekerheidsfraude

In deze aanwijzing wordt onder sociale zekerheidsfraude verstaan: een verwijtbare overtreding in de zin van de sociale zekerheidswet- en regelgeving, met name bestaande uit het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, dan wel het verzwijgen of niet (tijdig) verstrekken van, voor de bepaling van het recht op uitkering en de duur en hoogte van de sociale zekerheidsuitkering relevante gegevens, met als doel misbruik te maken van de sociale zekerheid met als gevolg dat een uitkering [1] geheel of ten dele ten onrechte wordt verstrekt.

Deze aanwijzing is van toepassing op de sociale zekerheidswet- en regelgeving, zowel ten aanzien van sociale voorzieningen als ten aanzien van sociale verzekeringen.

    1. Benadelingsbedrag

De omvang van het (vastgestelde of vast te stellen) benadelingsbedrag is van belang voor de keuze tussen bestuurs- en strafrecht. Tot een benadelingsbedrag van € 50.000 wordt in beginsel bestuursrechtelijk gehandhaafd, bij een bedrag van € 50.000 of meer in beginsel strafrechtelijk, zie hierna hoofdstuk 2. Onder het benadelingsbedrag wordt verstaan het brutobedrag dat ten onrechte ten laste van de uitvoerende instantie(s) is gekomen. Daaronder valt ook potentieel nadeel in geval van poging tot uitkeringsfraude. [2]

  1. bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving

Sociale zekerheidsfraude kan in de meeste gevallen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gesanctioneerd.

Op grond van het rechtsbeginsel ne bis in idem vervalt de bevoegdheid tot strafvervolging indien voor hetzelfde feit een bestuurlijke boete is opgelegd.

Andersom vervalt op grond van artikel 5:44 lid 3 onder a van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete wanneer voor hetzelfde feit strafvervolging is ingesteld of een strafbeschikking is uitgevaardigd.

Als het Openbaar Ministerie (OM) besloten heeft tot vervolging over te gaan, sluit dat opleggen van een bestuurlijke boete daarna de facto uit. Bij een technisch sepot of een onvoorwaardelijk beleidssepot geldt dat niet omdat dat beslissingen zijn om niet tot strafvervolging over te gaan.

Gelet op het una via­-beginsel dient in elke zaak een keuze gemaakt te worden tussen één van beide stelsels.

Om richting te geven aan de una via­-beslissing worden de volgende twee categorieën zaken onderscheiden:

  1. zaken waarin het benadelingsbedrag lager is dan € 50.000 (hierna: categorie I zaken) en
  2. zaken waarin het benadelingsbedrag hoger of gelijk is aan € 50.000 (hierna: categorie II zaken).

2.1. Categorie I zaken (benadelingsbedrag is lager dan € 50.000)

In beginsel worden zaken van de eerste categorie bestuursrechtelijk afgedaan. Als er sprake is van één of meer van de onderstaande wegingscriteria dienen zaken te worden voorgelegd aan het OM ter beoordeling of deze alsnog strafrechtelijk moeten worden afgedaan.

Wegingscriteria

a. Combinatie sociale zekerheidsfraude met andere strafbare feiten

b. Status verdachte en/of voorbeeldfunctie

c. Recidive

d. Thematische aanpak

e. Bestuurlijk optreden is niet mogelijk

f.Georganiseerd crimineel verband

a. Combinatie sociale zekerheidsfraude met andere strafbare feiten

De combinatie van sociale zekerheidsfraude met fiscale, economische en/of commune delicten weegt mee bij de beoordeling of een zaak strafrechtelijk dient te worden opgepakt. Hierbij kan worden gedacht aan een breed scala aan fiscale, economische en commune delicten die de wetgever strafbaar heeft gesteld ten einde andere rechtsbelangen te beschermen. Indien hiervan sprake is, dan kan vanwege de ernst van de feiten een strafrechtelijke afdoening geïndiceerd zijn.

b. Status en/of voorbeeldfunctie verdachte

Het gaat hierbij om situaties waarin de verdachte regionaal of landelijk een maatschappelijk aansprekende of bekende persoon is. Het kan hierbij ook gaan om personen die een openbaar ambt bekleden (burgemeesters, wethouders, politieke vertegenwoordigers, notarissen), om personen die beroepsmatig invloed hebben op het handelen van derden of op de financiële integriteit van geldstromen (advocaten, adviseurs, accountants, bankiers, effectenhandelaars) of om ambtenaren (zoals een medewerker van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) of gemeentelijke uitkeringsinstantie die bij de fraude betrokken is).

c. Recidive

Tegen een persoon die zich binnen een periode van vijf jaar een tweede keer of vaker schuldig heeft gemaakt aan sociale zekerheidsfraude kan een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld, ongeacht de hoogte van het benadelingsbedrag. Het startpunt van de termijn is de datum van oplegging van de eerste bestuurlijke of strafrechtelijke boete of maatregel. Of de bestuurlijke boete(s) of strafrechtelijke boete(s) of maatregel(en) onherroepelijk zijn op het moment van het plegen van de (herhaalde) sociale verzekeringsfraude is onderdeel van het afwegingskader bij het bepalen of strafrechtelijk of bestuursrechtelijk gevolg gegeven wordt.

d. Thematische aanpak

Een strafrechtelijke aanpak in zaken met een benadelingsbedrag lager dan

€ 50.000, waarbij een (inbare) bestuurlijke boete of een maatregel mogelijk is, is tevens geïndiceerd als de bestuurlijke boete onvoldoende bijdraagt om de (vooraf gestelde) duidelijke doelen en beoogde effecten te behalen van een (vooraf gezamenlijk door het OM en de betrokken organisatie(s) bepaalde) thematische en/of persoonsgerichte aanpak. De inzet van het strafrecht moet bijdragen aan het behalen van deze doelen en effecten.

e. Bestuurlijk optreden is niet mogelijk

De zaak kan strafrechtelijk worden opgepakt als bestuurlijk optreden niet mogelijk is. Het UWV kan bijvoorbeeld niet bestuurlijk optreden bij een gefingeerd dienstverband.

f. Georganiseerd crimineel verband

Wanneer de verdenking bestaat dat een groep van meer dan twee personen zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van sociale zekerheidsfraude, en er ten aanzien van het plegen van die fraude, onderlinge verbanden of afspraken lijken te bestaan, is een strafrechtelijke optreden geïndiceerd. Hieronder wordt in het bijzonder begrepen de situatie dat een ambtenaar (bijvoorbeeld een medewerker van een uitvoeringsorganisatie) sociale zekerheidsfraude pleegt.

2.2. Categorie II zaken (benadelingsbedrag is hoger dan of gelijk aan

€ 50.000)

In beginsel worden zaken van de tweede categorie strafrechtelijk afgedaan. Het is mogelijk om van deze hoofdregel af te wijken. De beslissing om in afwijking van deze aanwijzing geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen en/of geen proces-verbaal in te zenden wordt alleen in overleg met de officier van justitie genomen.

Tijdens of na afronding van een strafrechtelijk onderzoek kan blijken dat het (bewijsbaar) benadelingsbedrag lager uitvalt dan € 50.000. Mocht dat het geval zijn, dan heeft dat geen gevolgen voor de beslissing om de zaak strafrechtelijk af te doen. Volgens geldende jurisprudentie blijft het Openbaar Ministerie in die gevallen ontvankelijk in de strafvervolging. Uitgangspunt blijft de gemaakte inschatting van het bedrag bij de beslissing van het OM op het moment dat er een strafrechtelijk onderzoek dient te worden gestart.

OVERGANGSRECHT

Deze aanwijzing is geldig vanaf de datum van inwerkingtreding.

[1] Daar waar uitkering wordt geschreven worden ook voorzieningen bedoeld.

[2] ECLI:NL:HR:2008:BD1750, HR 1 juli 2008.