VOG voor jongeren

Voor het afgeven van een VOG aan minderjarigen gelden dezelfde kaders als voor meerderjarigen, maar wordt rekening gehouden met de belangen van de jongere. Het OM heeft hiervoor een aantal uitgangspunten benoemd waarvan het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft aangeven deze bij de beoordeling te betrekken.

Uitgangspunten Openbaar Ministerie:

  • Een taakstraf wordt beschouwd als een lichte straf en weegt voor minderjarige verdachten niet zwaarder dan een geldboete.
  • Een afdoening door het OM weegt minder zwaar dan een veroordeling door de rechter. De taakstraf-transactie of strafbeschikking van het OM zou in beginsel niet aan de afgifte van een VOG in de weg moeten staan.
  • Een omslagpunt bij een taakstraf van 60 uur acht het OM redelijk.
  • Als de aanvrager van een VOG jonger dan 23 jaar is, geldt een verkorte terugkijktermijn van twee jaar. Twee jaar is de gebruikelijke periode voor een proeftijd en voor een minderjarige al een lange tijd. Als er sprake is van zedenfeiten geldt een onbeperkte terugkijktermijn. Bij ernstige geweldsdelicten is de terugkijktermijn vier jaar. 
  • De bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering heeft bij minderjarigen een ander karakter dan bij meerderjarigen. De maatregel heeft als doel hulp en steun aan de minderjarige te bieden en zou daarom minder snel het verkrijgen van een VOG in de weg moeten staan.

Het belang dat ook jongeren die delicten hebben gepleegd zo veel mogelijk weer naar school of aan het werk gaan, staat voor het OM bij de beoordeling centraal, juist dan is de kans aanzienlijk groter dat ze op het rechte pad blijven. Voor het Openbaar Ministerie staat in het jeugdstrafrecht een pedagogische aanpak voorop.