Beslissing OM n.a.v. RTE-oordeel 2021-71

Samenvatting

In deze zaak ging het om en levensbeëindiging op verzoek van een patiënte tussen de 60 en 70 jaar. Zij werd ongeveer een half jaar voor haar overlijden gediagnosticeerd met uitgezaaide kanker. Daarnaast leed de patiënte aan andere aandoeningen, waaronder COPD. Door haar ziekte leed de patiënte zeer. Zij had onder meer veel gewicht verloren en had vanwege de uitzaaiingen ernstige buikpijn. Daarnaast leed zij aan het vooruitzicht om bedlegerig en afhankelijk te worden. Omdat dit lijden uitzichtloos en ondraaglijk voor haar was geworden, verzocht zij haar huisarts een aantal weken voor haar overlijden euthanasie uit te voeren. De huisarts was hiertoe bereid en schakelde een SCEN-arts in via Atacom (de telefoonberichtencentrale van SCEN). Deze SCEN-arts bezocht de patiënt twee keer en concludeerde na zijn laatste bezoek dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan. Deze SCEN-arts was als patiënt ingeschreven in de praktijk van de huisarts, maar voelde zich toch onafhankelijk genoeg om te adviseren omdat hij en de huisarts elkaar zelden zagen. Bovendien kende de SCEN-arts en de patiënt elkaar niet. Ook de huisarts zag geen bezwaar om de consulent, die bij hem ingeschreven was als patiënt, als consulent te raadplegen.

Oordeel RTE (2021-71)

De RTE kwam tot het oordeel dat de arts niet had gehandeld conform de zorgvuldigheidseis als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder e van de Wtl. In dit artikel is de eis van onafhankelijke consultatie neergelegd. Hoewel bij de RTE geen twijfel bestond dat de consulent zijn eigen onafhankelijk oordeel had gevormd, was de RTE, kort samengevat, van oordeel dat de arts, een onafhankelijk arts had moeten raadplegen, om ook de schijn van afhankelijkheid te voorkomen. Dit vereiste is ook neergelegd in de EuthanasieCode 2018. De arts was niet op de hoogte van de eisen die in de EuthanasieCode op dit punt staan vermeld.

Beoordeling Openbaar Ministerie

Het College deelt het standpunt van de RTE en is van oordeel dat de arts een verwijt kan worden gemaakt. Hoewel het College met de RTE van oordeel is dat er geen twijfel bestaat dat de consulent zijn eigen onafhankelijk oordeel heeft gevormd, is hiermee niet voldaan aan de wettelijke zorgvuldigheidseis van een onafhankelijke consultatie als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder e Wtl. Immers, in de EuthanasieCode 2018 is vermeld dat ook de schijn van niet- onafhankelijkheid moet worden voorkomen. Daarbij wordt het bestaan van een arts patiëntrelatie tussen arts en consulent als voorbeeld gegeven.

Ondanks het bestaan van een schending, acht het College strafrechtelijke vervolging niet opportuun. Volgens de Aanwijzing euthanasie is in deze situaties, waar het gaat om een gebrek in de consultatie, vervolging niet geïndiceerd. Dat kan anders zijn wanneer deze schending tevens leidt tot schending van een andere (substantiële) zorgvuldigheidseis, bijvoorbeeld de eis dat het verzoek vrijwillig en weloverwogen moet zijn of de eis dat sprake moet zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Van een dergelijke schending is in de onderhavige zaak geen sprake. Daarnaast is van belang dat de arts zich toetsbaar heeft opgesteld en heeft aangegeven in een toekomstige, vergelijkbare, situatie anders te zullen handelen.

Beslissing

Het College heeft de zaak onvoorwaardelijk geseponeerd