Beslissing OM n.a.v. RTE-oordeel 2021-92

Samenvatting

In deze zaak ging het om een vrouw van 54 jaar die leed aan kanker waarvoor zij niet meer kon worden behandeld. Omdat de patiënte uitzichtloos en ondraaglijk leed, vroeg zij haar huisarts om euthanasie. Nadat de onafhankelijke SCEN-arts had geconcludeerd dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan, bereidde de huisarts de euthanasie verder voor. De huisarts was van plan om het slaapmiddel en het euthanaticum (het dodelijk middel) aan de patiënte toe te dienen via een infuusnaaldje. De huisarts vroeg de ambulancedienst om dit naaldje bij de patiënte te plaatsen. Dat is een gebruikelijke voorbereidingshandeling die uitgevoerd mag worden door niet-artsen, zoals verpleegkundigen. In de ochtend van de geplande euthanasie werd het infuusnaaldje geplaatst door een bij de ambulancedienst werkzame physician assistant. Dat is een zorgverlener die, vergeleken met verpleegkundigen, extra bevoegdheden heeft. Enkele uren later arriveerde de huisarts bij de patiënte om de euthanasie uit te voeren. Voordat zij naar de patiënte ging, had de huisarts op haar praktijk al grotendeels het verplichte meldingsformulier euthanasie ingevuld. Een dergelijk formulier wordt na afloop van de euthanasie aan de RTE gestuurd om de RTE in de gelegenheid te stellen het handelen van de arts te beoordelen. Op dit formulier had de huisarts alvast ingevuld dat zij (zoals ze van plan was) zelf de euthanasie had uitgevoerd. Die uitvoering verliep echter anders. Nadat het de huisarts niet lukte om het slaapmiddel toe te dienen, dacht zij dat er iets mis was met het infuusnaaldje. Om die reden schakelde zij met spoed opnieuw de ambulancedienst in. Dezelfde physician assistant kwam snel ter plaatse en controleerde het infuusnaaldje. Direct nadat hij had geconstateerd dat dit goed werkte, gaf de huisarts hem het slaapmiddel en het euthanaticum aan. De physician assistant diende deze middelen toe aan de patiënte die vervolgens onmiddellijk overleed. Hierna vulde de huisarts nog enkele ontbrekende gegevens aan op het meldingsformulier, zoals het tijdstip van overlijden en het feit dat de huisarts hulp had gehad van de ambulancedienst. Dit formulier overhandigde zij, zoals te doen gebruikelijk, aan de lijkschouwer die het aan de RTE zond. 

Toelichting op het wettelijk kader

Levensbeëindiging op verzoek is strafbaar is gesteld in artikel 293 Wetboek van Strafrecht (Sr). Het is een misdrijf waarop maximaal 12 jaar gevangenisstraf staat. In 2002 heeft de wetgever een uitzondering gemaakt voor euthanasie. Euthanasie mag echter alleen uitgevoerd worden door een arts. Deze arts moet voldoen aan alle eisen die zijn genoemd in artikel 2 lid 1 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl). Ook moet de arts de euthanasie melden aan de RTE zodat die kan controleren of de arts aan alle eisen voldoet. Indien de arts volgens de RTE niet zorgvuldig heeft gehandeld, stuurt de RTE dat oordeel aan het Openbaar Ministerie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Uitvoering van euthanasie mag door een arts niet worden overgelaten aan niet-artsen, zoals naasten, verpleegkundigen of physician assistants. Het opzettelijk onjuist informeren van de RTE via het meldingsformulier levert een overtreding op van artikel 225 Sr (valsheid in geschrift).

Oordeel RTE (2021-92)

Omdat het euthanaticum niet was toegediend door een arts, heeft de RTE eerst stil gestaan bij de vraag of zij bevoegd was om een inhoudelijk oordeel te geven over deze euthanasie. De RTE achtte zichzelf bevoegd. Daarna kwam de RTE tot het inhoudelijk oordeel dat de arts niet zorgvuldig had gehandeld. In dit geval was sprake van schending van artikel 2 eerste lid, onder f van de Wtl. Daarin staat dat de arts de euthanasie medisch zorgvuldig moet uitvoeren. Aan die eis was niet voldaan omdat de arts de uitvoering van de euthanasie had overgelaten aan de physician assistant. Dit oordeel werd aan het Openbaar Ministerie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd toegestuurd. Beoordeling Openbaar Ministerie Volgens het Openbaar Ministerie was de RTE in deze zaak niet bevoegd om een oordeel te geven. Uit de wet volgt namelijk dat alleen artsen euthanasie mogen uitvoeren en de RTE het handelen van artsen beoordeelt. Het RTE-oordeel gaf niettemin aanleiding om een (oriënterend) feitenonderzoek te starten. Onderzocht werd of (en zo ja wie) een strafrechtelijk verwijt viel te maken voor levensbeëindiging op verzoek en het onjuist invullen van het meldingsformulier.

In dit onderzoek zijn zowel de huisarts als de physician assistant gehoord. Op grond van het verrichte onderzoek meent het Openbaar Ministerie dat de huisarts ervan overtuigd kon zijn dat de patiënte uitzichtloos en ondraaglijk leed en zij haar huisarts vrijwillig en weloverwogen om levensbeëindiging had gevraagd. Het Openbaar Ministerie meent dat er geen andere fouten zijn gemaakt dan het feit dat de euthanasie door een niet-arts is uitgevoerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat de huisarts en de physician assistant het belang van de patiënte voor ogen hebben gehad. Zij zien allebei in dat zij een fout hebben gemaakt en hebben toegezegd in de toekomst de juiste procedure te zullen volgen.

Voor de beoordeling van de vraag of de physician assistant strafbaar is, acht het Openbaar Ministerie van belang dat hij nimmer van plan was om zelf deze euthanasie uit te voeren. De eerste keer plaatste hij een infuusnaaldje bij de patiënte, hetgeen hij ook mocht doen, en de tweede keer was hij met spoed opgeroepen om dit infuus te controleren. Toen hij zag dat het infuus werkte en de huisarts hem de middelen aangaf, diende hij deze toe. De physician assistant wist niet dat hij die handeling niet mocht uitvoeren en stond er dan ook niet bij stil dat hij een juridische grens overschreed. Hij handelde alsof het een normale medische handeling betrof. Dit komt mede door de acute situatie waarin hij verkeerde en het feit dat hij als physician assistant meer bevoegdheden heeft dan bijvoorbeeld een verpleegkundige. Gelet op de zeer uitzonderlijke omstandigheden in deze zaak, komt de physician assistant volgens het Openbaar Miniserie een beroep toe op rechtsdwaling.

Dit is anders bij de huisarts. Met de RTE is het Openbaar Ministerie van oordeel dat de huisarts niet zorgvuldig heeft gehandeld. De huisarts had beter moeten weten en had de physician assistant niet de middelen mogen aangeven maar de euthanasie zelf moeten uitvoeren. Ten aanzien van de onjuiste informatie die de huisarts op het formulier had ingevuld, is het Openbaar Ministerie van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om aan te nemen dat de huisarts de RTE met opzet onjuist heeft geïnformeerd. Weliswaar bevatte het formulier onjuiste informatie, maar op het formulier had de huisarts ook een algemene opmerking gemaakt over betrokkenheid van de ambulancedienst. Toen de RTE de huisarts hierover nadere vragen stelde, verklaarde zij naar waarheid dat niet zij maar de physician assistant de middelen had toegediend. Alles afwegende, acht het Openbaar Ministerie geen overtuigend bewijs aanwezig voor valsheid in geschrift.

Beslissing

Het College heeft beslist dat de physician assistant niet wordt vervolgd voor de door hem uitgevoerde levensbeëindiging op verzoek. Zijn zaak wordt wegens het ontbreken van schuld onvoorwaardelijk geseponeerd omdat sprake is van rechtsdwaling. Het College vindt het belangrijk dat de werkgever van de physician assistant, een regionale ambulancedienst, naar aanleiding van deze zaak de interne werkinstructies heeft aangepast. Daarin is nu expliciet vermeld dat alleen een arts bevoegd is om euthanasie uit te voeren. Nu hierover binnen de ambulancedienst ook een nieuwsbrief is verschenen en zowel de huisarts als de physician assistant de juiste procedure onderschrijft, is de kans op herhaling zeer klein.

Ten aanzien van de huisarts heeft het College besloten tot een voorwaardelijk sepot voor het overlaten van euthanasie aan de physician assistant. Hieraan is een proeftijd verbonden van 1 jaar. De huisarts riskeert alsnog vervolging als zij binnen die proeftijd opnieuw een zorgvuldigheidseis schendt. Het onjuist informeren van de RTE via het meldingsformulier wordt onvoorwaardelijk geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs voor valsheid in geschrift. Wel is de huisarts er indringend op gewezen dat het meldingsformulier een getrouwe weergave moet bevatten van de feitelijke gang van zaken bij de euthanasie.