Afpakken in zes stappen
Procedure afpakken
-
Van strafbaar feit tot executie
-
Het afpakken van crimineel geld is een belangrijk onderdeel van de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de kleinere, veelvoorkomende criminaliteit.
In 2018 is meer dan 171 miljoen euro afgepakt. Dit bedrag aan afgepakt crimineel vermogen is het gezamenlijk resultaat van de samenwerking tussen het OM, politie, bijzondere opsporingsdiensten, Douane, Domeinen roerende zaken, het CJIB en vele andere partners.
-
Na het plegen van een strafbaar feit volgt een strafrechtelijk onderzoek door een opsporingsinstantie zoals de politie of een bijzondere opsporingsdienst. Als duidelijk is dat er criminele winsten zijn behaald, dan kan een financieel onderzoek worden gestart. Dit onderzoek wordt door financieel rechercheurs bij de betrokken opsporingsdienst uitgevoerd.
Bij grote afpakzaken kan de officier van justitie zich laten bijstaan door een forensisch accountant, civiel juridisch adviseur, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur en een vermogenstraceerder.
-
Een strafzaak kan gewoon worden afgerond, terwijl het financiële onderzoek nog wordt voortgezet.
Een financieel onderzoek is dikwijls gecompliceerd. Met het ontrafelen van een financiële situatie kan veel tijd gemoeid gaan. Vooral als informatie uit het buitenland moet komen. De afhandeling van de strafzaak hoeft daar niet op te wachten. De aard en de hoogte van de in de strafzaak opgelegde straf staat dan ook geheel los van de hoogte van de op te leggen ‘ontnemingsmaatregel’.
-
Door de opsporingsdienst wordt een ontnemingsrapportage opgemaakt waarin staat wat de verdachte heeft 'verdiend' met zijn criminele activiteiten. Het zogenaamde ‘wederrechtelijk verkregen vermogen’.
Dit vermogen kan op verschillende wijzen worden berekend. Er kan een berekening worden gemaakt van het voordeel per gepleegd delict, maar het kan ook worden berekend over een periode.
-
De opsporingsdienst doet ook onderzoek naar bezittingen van de verdachte om (conservatoir) beslag te leggen. Het gaat niet alleen om voorwerpen die afkomstig zijn van een strafbare feit, maar ook om legale voorwerpen (bijvoorbeeld de auto die legaal gekocht is).
Bezittingen zijn niet alleen roerende en onroerende goederen zoals auto's, sieraden, huizen of schepen, maar ook vorderingen, effecten, rechten uit intellectueel eigendom e.d. Het kan bezit zijn in binnen- als buitenland.
Soms kan er ook beslag gelegd worden op voorwerpen die toebehoren aan een ander dan de verdachte. Bijvoorbeeld voorwerpen die afkomstig zijn van het misdrijf. Die ander moet dan wel geweten hebben dat het voorwerp van een misdrijf afkomstig was.
Beslaglegging in het buitenland geschiedt op verzoek door de buitenlandse autoriteiten. Het opsporen van vermogen gebeurt niet alleen door de opsporingsdiensten, maar ook door de vermogenstraceerders van het OM.
-
Zodra de officier van justitie over voldoende bewijs beschikt gaat de ontnemingszaak naar de rechter. De verdachte krijgt een oproep om op de zitting te verschijnen. Dit is ook mogelijk als de verdachte nog niet in de strafzaak is veroordeeld.
Tot aan het moment dat de rechter een uitspraak heeft gedaan, kunnen de officier van justitie en de verdachte een schikking treffen. Een schikkingsovereenkomst kan de betaling van een geldbedrag en/of de overdracht van goederen inhouden. Mocht de rechter later bepalen dat verdachte in de strafzaak onschuldig is, dan kan het schikkingsbedrag weer terug betaald.
In het vonnis stelt de rechtbank het afpakbedrag – het wederrechtelijke verkregen voordeel – vast. Daarbij wordt rekening gehouden met de te betalen schadevergoeding aan bijvoorbeeld een slachtoffer. De verdachte is verplicht het afpakbedrag aan de Staat over te maken.
Zowel het OM als de veroordeelde kunnen tegen dit (ontnemings)vonnis in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Het gerechtshof zal de ontnemingszaak dan in zijn geheel opnieuw behandelen. Dit hoger beroep staat geheel los van de behandelde strafzaak. Tegen de uitspraak van het gerechtshof kan eventueel cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld. De Hoge Raad kijkt dan in principe alleen of de wet juist is toegepast.
-
Zodra de uitspraken in de ontnemingszaak én in de strafzaak onherroepelijk zijn wordt de ontnemingsuitspraak overgedragen aan het CJIB.
De veroordeelde wordt door het CJIB verzocht te betalen. Ook kan met de veroordeelde een betalingsregeling worden getroffen. Als de veroordeelde niet betaald wordt bezit in beslag genomen en verkocht door de gerechtsdeurwaarder.
Met een dwangbevel kunnen bezittingen worden gevorderd. Bij gebrek aan voldoende bezit kan het CJIB ondersteuning vragen van een vermogenstraceerder. Een vermogenstraceerder spoort vermogensbestanddelen in binnen- en buitenland op. Mocht uit dit onderzoek blijken dat de veroordeelde vermoedelijk wel over vermogen beschikt, maar het, om wat voor reden dan ook niet wil betalen, dan kan de officier van justitie bij de rechter lijfsdwang of gijzling vorderen. De lijfsdwang is bedoeld als drukmiddel voor de veroordeelde om alsnog tot betaling over te gaan. De officier van justitie kan de lijfsdwang meerdere malen vorderen, tot een totale duur van maximaal drie jaar.
Tijdens de executiefase kan de rechter op verzoek van de veroordeelde, het OM of een benadeelde derde partij, de opgelegde ontnemingsmaatregel verminderen of kwijtschelden. Daarnaast kan de veroordeelde altijd een gratieverzoek indienen.
Als de veroordeelde komt te overlijden, blijft de opgelegde betalingsverplichting bestaan en kan worden verhaald op de nalatenschap van de overledene.
-