Vraag en antwoord DNA-onderzoek bij veroordeelden
Op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden moeten personen die veroordeeld zijn voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan verplicht celmateriaal afstaan. Bij veel misdrijven vindt DNA-onderzoek plaats. DNA-gegevens kunnen er aan bijdragen dat misdrijven worden voorkomen en verdachten worden opgespoord, vervolgd en berecht.
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'
De wet geldt voor twee categorieën veroordeelden:
- personen die zijn veroordeeld wegens een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en een vrijheidsbenemende straf of vrijheidsbenemende maatregel of taakstraf opgelegd hebben gekregen;
- personen die op het moment van inwerkingtreding van de wet al zijn veroordeeld voor een dergelijk misdrijf tot een vrijheidsstraf of maatregel en die deze ondergaan of nog moeten ondergaan.
De wet geldt voor zowel volwassenen als minderjarigen.
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'
De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden geldt voor personen die veroordeeld zijn voor een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegestaan. Een voorlopig-hechtenis-misdrijf is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 4 jaar of meer staat. Maar de afnameplicht geldt ook voor een aantal misdrijven met een lagere maximale gevangenisstraf, zoals eenvoudige mishandeling. Deze zijn te vinden in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering.
Er wordt dus gekeken naar de maximale straf zoals die in de wet staat voor een misdrijf en niet naar de straf die door de rechter voor dit misdrijf is opgelegd.
De afname gebeurt in de gevangenis, maar kan ook op het politiebureau. Afname van celmateriaal gebeurt bij voorkeur in de vorm van wangslijm. Is dit niet mogelijk dan kunnen ook bloed (vingerprik) of haren afgenomen worden.
Het afnemen van DNA celmateriaal is een simpele, pijnloze en korte handeling. Het afnemen van wangslijm gebeurt door een hiervoor speciaal opgeleide politieambtenaar, inrichtingsmedewerker, arts of verpleegkundige. Deze schraapt een paar keer met een wattenstaafje of zacht borsteltje langs de binnenkant van de wang. Hierop blijft genoeg slijm zitten voor het onderzoek. Het DNA-onderzoek zelf vindt plaats in het laboratorium van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'
Naast het afnemen van celmateriaal worden ook de vingerafdrukken van de veroordeelde afgenomen. De veroordeelde moet aan deze wettelijke verplichting meewerken.
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'
Hoe lang een profiel en celmateriaal worden bewaard, hangt af van het
feit waarvoor iemand is veroordeeld. Als de wet voor een strafbaar feit
een maximale straf stelt van tenminste zes jaar, blijven de gegevens
dertig jaar bewaard. Voor minder zware delicten (met een maximale
straf van minder dan zes jaar), mogen het celmateriaal en het
DNA-profiel niet langer dan twintig jaar bewaard blijven.
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'
Bezwaar maken tegen de afname van vingerafdrukken en DNA-celmateriaal is niet mogelijk. Afname vindt dus altijd plaats; of dit nu in een justitiële inrichting gebeurt of op een politiebureau.
Wel kunt u bezwaar maken tegen de opname van uw DNA-profiel in de DNA-databank. Het bezwaar moet binnen twee weken na de DNA-afname worden aangetekend bij de griffie van de rechtbank waar u bent veroordeeld. Uw advocaat kan u hierbij helpen.
Daarnaast vindt u informatie in de brochure 'Bezwaar en beroep tegen een beslissing van de overheid'. Is de rechter het met uw bezwaar eens? Dan wordt uw DNA-materiaal vernietigd. Is de rechter het niet met u eens ('bezwaar ongegrond'), dan wordt alsnog een DNA-profiel gemaakt voor de DNA-databank. U kunt geen hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechter.
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'
Deoxyribo Nucleic Acid (DNA) is de stof in ons lichaam die alle erfelijke informatie bevat. In het DNA ligt bijvoorbeeld vast wat voor kleur ogen iemand heeft. Ieder DNA is uniek; alleen eeneiige tweelingen hebben hetzelfde DNA. Bij alle andere mensen verschilt het DNA zo duidelijk dat er nooit twijfel bestaat van wie het is.
Bij veel misdrijven vindt DNA-onderzoek plaats. De DNA-gegevens die verzameld worden, leveren de politie een schat aan informatie op. Onderzoek gebeurt zowel op de plek waar de misdaad plaatsvond, als op andere relevante plaatsen zoals bij de slachtoffers. Op die manier verzamelt de politie allerlei sporen. Die kunnen verwijzen naar de mogelijke dader(s). Maar de sporen kunnen ook verdachten uitsluiten.
Om het DNA te onderzoeken, wordt wangslijmvlies afgenomen. De cellen daarvan worden onderzocht. Van dit DNA-celmateriaal wordt een aantal gebieden bekeken die van mens tot mens verschillen. Dat levert per gebied een getal op. Het lijstje met getallen dat hier uitkomt heet DNA-profiel.
Zie ook: Brochure 'De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden'