Afghanistan
Op 27 april 1978 kwamen linkse legerofficieren in opstand en pleegden een staatsgreep. Daoud, de toenmalige president van Afghanistan, werd gedood. Deze revolutie, de Saur revolutie, leidde tot een strijd tussen het nieuw ingestelde communistische regime en de alsmaar groeiende verzetsgroepen in andere delen van het land. Russische troepen, Afghaanse regeringsgetrouwe militaire- en paramilitaire eenheden streden tegen veelal islamitische verzetsbewegingen. Duizenden (vermeende) tegenstanders van het communistische regime werden gearresteerd, gemarteld en vermoord.
In Nederland zijn er drie zaken voor de rechter geweest die betrekking hebben op misdrijven begaan door medewerkers van de Afghaanse militaire inlichtingendienst.
De zaak tegen Hesamuddin H.
''Vaak moest ik ook gebukt staan gedurende langere tijd of op één been met mijn handen tegen de muur. Dat laatste heeft zelfs een keer veertig dagen geduurd. De ergste ontberingen die ik heb moeten ondergaan waren het plaatsen van stroom op mijn lichaam. Een aantal keren heeft men stroomdraden in mijn mond gedaan en is de stroom ingeschakeld. Het ergste wat ik heb meegemaakt is dat ze een aantal keren stroom op mijn geslachtsdelen hebben aangebracht. Dat heeft vreselijk veel pijn gedaan. In november en december, de koudste maanden in Afghanistan, moest ik ook in mijn blootje buiten in de sneeuw staan van 's avonds laat tot 's ochtends'' - fragment van getuigenis in de zaak Hesamuddin H.
Ten tijde van het communistisch bewind was Hesamuddin H. een hoge generaal in het Afghaanse leger. Hij was hoofd van de militaire inlichtingendienst KhaD en onderminister van het Ministerie van staatsveiligheid. In 1992 vroeg H. asiel aan in Nederland. Dit werd hem geweigerd op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Er waren aanwijzingen dat H. zich schuldig had gemaakt aan foltering en oorlogsmisdrijven. Informatie uit een ander strafrechtelijk onderzoek leidde tot de aanhouding van H. Op 27 november 2004 werd hij in Boskoop aangehouden. Het gerechtshof in Den Haag veroordeelde H. tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor foltering en marteling. De hoge raad bevestigde deze uitspraak in 2008.
Uitspraken:
Rechtbank Den Haag, 14 oktober 2005
Gerechtshof Den Haag, 29 januari 2007
Hoge Raad, conclusie Advocaat-generaal, 8 juli 2008
De zaak tegen Habibullah J.
"Ik werd van twaalf uur 's middags tot elf uur 's avonds gemarteld. Het martelen bestond uit het toedienen van stroom en het slaan met allerlei voorwerpen zoals stokken en twijgen... Ik kan mijn urine niet ophouden vanwege de martelingen op mijn nieren en andere martelingen. Daarnaast heb ik erge zenuwproblemen. Ik ben zeer gestrest en gespannen'' - fragment van getuigenis in de zaak tegen Habibullah J.
J. was hoofd van de afdeling verhoor bij de militaire inlichtingendienst KhaD en ondergeschikte van bovengenoemde Hesamuddin H. in de periode 1979-1989. In 1996 vroeg Habibullah J. asiel aan in Nederland. Dit werd hem geweigerd op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Er waren aanwijzingen dat J. zich schuldig had gemaakt aan oorlogsmisdrijven. Er werd een strafrechtelijk onderzoek opgestart en in 2004 werd J. aangehouden op verdenking van oorlogsmisdrijven. J. is uiteindelijk in 2007 veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf voor het oorlogsmisdrijf marteling. Deze uitspraak werd bevestigd door de Hoge Raad in 2008.
Uitspraken:
Rechtbank Den Haag, 14 oktober 2005
Gerechtshof Den Haag, 29 januari 2007
Hoge Raad, conclusie Advocaat-generaal, 8 juli 2008
De zaak tegen Abdullah F.
Abdullah F. was directeur van afdeling twee van de afdeling militaire zaken van de KhaD. Later werd hij benoemd tot gouverneur van de provincie Kunduz. In 1994 vroeg hij asiel aan in Nederland. Dit werd hem geweigerd op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Er waren aanwijzingen dat F. zich schuldig had gemaakt aan martelen van gevangenen en het toelaten van martelingen door zijn ondergeschikten. In 2006 werd F. aangehouden, maar door de rechtbank werd hij vrijgesproken van de ten laste gelegde marteling en van zijn verantwoordelijkheid als meerdere voor marteling gepleegd door zijn ondergeschikten. In hoger beroep sprak het gerechtshof 's-Gravenhage F. eveneens vrij. De Hoge Raad heeft deze uitspraak in 2011 bevestigd.
Uitspraken:
Rechtbank Den Haag, 25 juni 2007
Gerechtshof Den Haag, 16 juli 2009