OM eist in hoger beroep 8 jaar gevangenisstraf voor mensenhandel

De advocaat-generaal (OM) in Arnhem heeft vrijdag 8 juni 2018 een gevangenisstraf van 8 jaar geëist tegen een 39-jarige man uit Almere. De man wordt ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan de uitbuiting van een jonge vrouw uit Utrecht.

De advocaat-generaal noemde de zaak in zijn requisitoir het ‘schoolvoorbeeld van een pooierboy-verhaal’. De verdachte en het slachtoffer hadden vanaf eind 2011 een relatie. Vanaf dat moment zou de verdachte het slachtoffer steeds meer hebben geïsoleerd van de buitenwereld, haalde hij de bankrekening van de vrouw leeg en zou zij regelmatig door hem zijn geslagen. Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte het slachtoffer chanteerde en op enig moment heeft geïnitieerd dat zij zou gaan werken in de prostitutie.

Het OM meent dat de verdachte het slachtoffer vervolgens gedurende zeven maanden heeft uitgebuit; de man zou haar met veelvuldig en ernstig geweld onder grote druk hebben gezet om zoveel mogelijk te werken. Het slachtoffer werd volgens de advocaat-generaal door verdachte gedwongen haar verdiensten aan hem af te staan. De man heeft, volgens het OM, in die periode geleefd van de inkomsten van het slachtoffer.

De rechtbank veroordeelde de man in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van zes jaar. Het OM had destijds een gevangenisstraf van zeven jaar geëist. De verdachte ging na de uitspraak in hoger beroep.

De advocaat-generaal heeft op zitting toelichting gegeven op de hoogte van de strafeis in hoger beroep. Die eis is hoger dan de eis die het OM in eerste aanleg deed. In de eis is rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen enkel blijk van berouw of inzicht in zijn gedrag heeft gegeven. Tevens is rekening gehouden met het feit dat de verdachte ten tijde van de strafbare feiten voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. “Verdachte hoort, zoals gezegd, tot de uiterst selecte groep van gewelddadige mensenhandelaren met recidive, zowel op het gebied van mensenhandel als van (huiselijk) geweld. Hij valt daarbij eigenlijk buiten elke straftoemetingscategorie”, aldus de advocaat-generaal.

Het Hof doet op 22 juni uitspraak.