Vijf maanden cel voor rondtrekkende Roemenen

Twee Roemenen van 39 en 40 jaar lieten er geen gras over groeien. Op 28 januari 2018 werd hun auto gesignaleerd op de boot van Engeland naar België. Daarna reisden ze door naar Nederland waar ze op 29 januari meteen met hun reisgezelschap op voorverkenning gingen. Vervolgens braken ze in bij een bedrijf in Bodegraven dat handelt in tweedehands telefoontoestellen. Nog diezelfde nacht, in de vroege ochtend van 30 januari werden ze aangehouden. Vandaag veroordeelde de politierechter hen tot vijf maanden cel.

De politie zag rond 1.00 uur ‘s nachts een auto met afgedekte kentekenplaten rijden bij Bodegraven. Toen de politie er achteraan ging, reed de auto heel hard weg, waarna vele verkeersovertredingen volgen: 190 km per uur over de N11, inhalen over een doorgetrokken streep, spookrijden en verschillende slipmomenten. Tijdens de achtervolging kwam de melding binnen dat er een bedrijfsinbraak had plaatsgevonden. Zo rees bij de politie het vermoeden dat de inzittenden van de auto daar iets mee te maken hadden. Na een achtervolging van bijna 10 minuten liep de weg dood en probeerden de drie of vier inzittenden te voet verder te vluchten.

Twee van hen konden – onder andere dankzij de inzet van de politiehelikopter worden aangehouden. Een van hen bekent de inbraak waarbij onder meer 152 mobiele telefoons zijn gestolen. Die zijn net als de andere gestolen spullen aangetroffen in de vluchtauto. De ander verklaart dat hij niets weet van de inbraak en hij pas daarna is ingestapt. Dat is gezien het korte tijdverloop en het feit dat zijn telefoon nabij de plaats-delict een mast aanstraalde, heel onwaarschijnlijk. Bovendien wordt hij herkend als een van de mannen die in de middag van 29 januari rondrijdt op het bedrijventerrein. Waarschijnlijk ging het daarbij om een voorverkenning voor de inbraak.

De politierechter maakte er dan ook korte metten mee en veroordeelde de twee tot vijf maanden cel. De officier van justitie benadrukte in haar requisitoir de ernst van zogeheten mobiel banditisme. “Beide verdachten maakten deel uit van een groep die, voorzover uit het dossier blijkt, geen enkele binding met Nederland hebben en hier slechts kwamen om te roven en te stelen. Vanaf moment van binnenkomst in Nederland hadden ze kennelijk maar één doel: die inbraak plegen in georganiseerd verband”.

Wie de andere inzittenden waren, is niet duidelijk geworden tijdens het onderzoek.