Voorgeleiding
Na afloop van de inverzekeringstelling besluit de officier van justitie of er grond bestaat om u langer vast te houden of dat u in vrijheid gesteld kan worden.
De officier van justitie heeft uw dossier inmiddels van de politie ontvangen.
Hij weet dus wat u zelf hebt verklaard in uw proces-verbaal, wat eventuele getuigen hebben verteld, welke sporen er gevonden zijn, enzovoorts.
Heeft de reclassering een rapport over u gemaakt, dan heeft de officier dat ook. Hij weet ook of u in contact bent geweest met politie of justitie.
De officier van justitie kan twee dingen beslissen:
- De officier van justitie vindt het niet nodig dat u nog langer wordt vastgehouden. U wordt dan in vrijheid gesteld. Dit betekent overigens niet dat u overal vanaf bent. De vervolging kan gewoon verder gaan. Besluit de officier om u verder te laten vervolgen, dus om de zaak voor de rechter te laten komen, dan krijgt u uw dagvaarding mee of ontvangt deze thuis.
- De officier van justitie vindt dat u nog langer moet worden vastgehouden. U wordt dan voorgeleid aan de rechter commissaris. Hij vraagt de rechter-commissaris om een 'bevel tot bewaring' af te geven. De rechter-commissaris zal u daarop horen. Ook u wordt in de gelegenheid gesteld om uw mening te geven. Wanneer de rechter commissaris beslist dat u langer vastgehouden moet worden begint daarmee de voorlopige hechtenis.
Wanneer is voorlopige hechtenis (bewaring) mogelijk?
De officier van justitie kan wanneer er een serieuze verdenking is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit waarop in de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat of voor de misdrijven genoemd in artikel 67 wetboek van strafvordering voorlopige hechtenis (bewaring) vorderen bij de rechter-commissaris.
Wanneer het gaat om een feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegestaan dan wordt de verdachte niet voorgeleid aan de rechter-commissaris. Een verdachte wordt in zo'n geval al dan niet met een dagvaarding of in afwachting van een nadere beslissing, naar huis gestuurd. Een uitzondering betreft mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. Als zij een strafbaar feit plegen waarop een gevangenisstraf staat (ook al is die lager dan 4 jaar) kunnen zij toch in voorlopige hechtenis worden genomen.
Bij de voorgeleiding kan de rechter besluiten een verdachte in bewaring te stellen. De rechter-commissaris toetst:
- of de aanhouding volgens de regels is verlopen (of deze rechtmatig was),
- of er meer tegen iemand is dan een vage verdenking (=ernstige bezwaren)
- of er daarnaast 1 of meer gronden zijn:
- er is sprake van vluchtgevaar,
- er is vrees dat een verdachte bij vrijlating opnieuw een soortgelijk strafbaar feit pleegt waarop een gevangenisstraf van 6 jaar of meer staat (recidivegevaar)
- er is vrees voor de veiligheid van de staat of de gezondheid en veiligheid van personen of goederen
- vrees voor maatschappelijke veiligheid (geldt alleen voor delicten waarop 12 jaar of meer staat en waarbij de rechtsorde geschokt is geraakt (maatschappelijke onrust). Denk aan een moord)
- iemand is maximaal 5 jaar geleden veroordeeld voor een specifiek in de wet genoemd delict en er wordt rekening mee gehouden dat iemand weer een van deze misdrijven pleegt
- er is vrees dat een verdachte bij vrijlating het onderzoek saboteert of tegenwerkt. Bijvoorbeeld door getuigen te beïnvloeden of sporen uit te wissen.
Zie ook: www.judex.nl