ELOM:2023:021 | Beneden minimum vlieghoogte tijdens oefening motorstoring | AP Noord-Holland
Beslissing: 28 augustus 2023 AP Noord-Holland
Categorie luchtvaartzaak: Kleine bemande luchtvaart (eenmotorig propellervliegtuig)
Formele relaties: -/-
Inhoudsindicatie: Oefening motorstoring tijdens instructievlucht bij voormalige vliegbasis Soesterberg anders uitgevoerd dan gedacht. Instructeur had te laat door dat door de oefening beneden de minimum vlieghoogte werd gevlogen. Mede vanwege zelfreflectie zaak geseponeerd.
Beslissing OM
in de zaak tegen een instructeur, hierna de verdachte.
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een telefonische melding van een adjudant van de Koninklijke Marechaussee. De melding hield het volgende in: ‘Enkele minuten geleden vloog de PH-[XXX] lager dan de boomtoppen over de oude baan van voormalige vliegbasis Soesterberg. Op dat moment liepen daar mensen en er vliegen ook regelmatig drones. Dit was levensgevaarlijk.’
Verdenking strafbaar feit
Overtreding van voorschrift SERA.5005 onderdeel f Verordening 923/2012.
Onderhoud op het parket
Nadat het proces-verbaal van de luchtvaartpolitie op 11 juli 2023 bij het parket is binnengekomen, is de verdachte uitgenodigd voor een onderhoud met de luchtvaartofficier van justitie. Dit onderhoud heeft op 28 augustus 2023 plaatsgevonden.
Feiten en omstandigheden
Op grond van het proces-verbaal en het onderhoud is vastgesteld dat de verdachte op [datum in het jaar] 2023 als gezagvoerder van een [eenmotorig propellervliegtuig] (registratienummer PH-[XXX]) bij de voormalige vliegbasis van Soesterberg beneden de minimale vlieghoogte van 500 voet heeft gevlogen. De verdachte heeft dit tegenover de luchtvaartpolitie en tijdens het onderhoud bekend en de context van de overtreding geschetst.
Uit de verklaringen van de verdachte volgt dat het doel van de vlucht was het oefenen van een motorstoring door een andere piloot, die het vliegtuig bestuurde. De verdachte was de instructeur en gezagvoerder. Tijdens het onderhoud heeft de verdachte uitgelegd dat het de bedoeling was om op 500 voet een doorstart te maken, maar dat de piloot die het vliegtuig bestuurde de oefening anders uitvoerde dan de verdachte had gedacht en dat de verdachte daardoor zelf niet op tijd door had dat er beneden de minimale vlieghoogte werd gevlogen. De verdachte heeft niet meteen ingegrepen toen de piloot de oefening anders uitvoerde omdat de veiligheid naar zijn inschatting niet in het geding kwam. Daarbij heeft hij het dilemma geschetst dat een dergelijke vlucht ook een gelegenheid biedt om te kijken hoe een kandidaat met een eventuele fout omgaat.
Beslissing
De luchtvaartofficier van justitie heeft benadrukt dat gelegenheid voor het maken van fouten mogelijk is binnen de grenzen van de wet- en regelgeving. Het is (mede) aan de instructeur om niet alleen naar de veiligheid te kijken, maar ook naar de naleving van wettelijke voorschriften.
Als er anders dan bedoeld wordt gehandeld, moet daarvoor extra aandacht zijn. De overtreding heeft impact gehad, onder andere doordat een medewerker van de Koninklijke Marechaussee het idee kreeg dat het vliegtuig zou crashen. De verdachte heeft laten weten dat hij zich dit achteraf gezien goed kan voorstellen en dat hij zich er ook aan zou hebben geërgerd. Deze zelfreflectie heeft de luchtvaartofficier van justitie meegewogen bij de vraag of er een strafrechtelijke reactie op de overtreding zou moeten volgen. Voorts is meegewogen dat de verdachte melding heeft gemaakt van het voorval en daar samen met andere instructeurs lering uit wil trekken. Gelet daarop is geoordeeld dat bestraffing van de overtreding achterwege kan blijven.