ELOM:2024:007 (Medeplichtigheid dronevlucht PI)

Beslissing: 14 februari 2024 AP Noord-Holland

Categorie luchtvaartzaak: Onbemande luchtvaart

Formele relaties: ELOM:2024:035

Inhoudsindicatie: Bewijs duidt op medeplichtigheid verdachte bij overtredingen met drone bij Penitentiaire Inrichting. Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar. Zaak geseponeerd.    

Beslissing OM       

in de zaken tegen een mogelijke dronebestuurder, hierna de verdachte [A].

Aanleiding onderzoek

Het onderzoek is gestart nadat verbalisanten op [datum in het jaar] 2023, omstreeks 01:10 uur, het verzoek hebben gekregen om naar een locatie in de omgeving van de Penitentiaire Inrichting te Heerhugowaard (hierna PI) te gaan vanwege een aldaar vliegende drone.

Verdenking strafbaar feit

Overtreding van art. 5 lid 1 Verordening 2019/947 (zonder vergunning uitvoeren van een vlucht met een drone in de specifieke categorie) [1], art. 8 lid 2 en UAS.SPEC.060 lid 1 onder b Verordening 2019/947 (als piloot op afstand voldoen aan de vaardigheidseisen en voorwaarden voor het uitvoeren van een vlucht in de specifieke categorie), art. 429a lid 1 Wetboek van Strafrecht (voorwerp binnen inrichting, instelling of afdeling brengen of trachten te brengen waarvan het bezit aldaar verboden is) en art. 18 lid 1 Besluit luchtvaartverkeer 2014 (uitvoeren van een vlucht buiten de daglichtperiode).

Feiten en omstandigheden

Op grond van het proces-verbaal kan worden vastgesteld dat de verbalisanten op [datum in het jaar] 2023 omstreeks 01.17 uur arriveerden op de doorgegeven locatie. Daar werd de verdachte bij een auto onder een viaduct waargenomen. De verdachte [A] heeft daarover later gezegd dat dit de auto van zijn vader was; hij had de auto geleend. Een van de verbalisanten zag ‘in de lucht een rood lampje dat met gelijkmatige snelheid naar beneden kwam’ en vervolgens achter hem uit het zicht verdween en leek te landen. De verbalisanten zagen de verdachte [A] géén afstandsbediening vasthouden, terwijl dat ‘lampje’ (de drone) achter hem naar beneden ging. Kort nadat de drone kennelijk is geland, kwam medeverdachte [B] uit die richting – de richting waar de drone leek te zijn geland – naar het viaduct gelopen.

De verbalisanten hebben de verdachte [A] en medeverdachte [B] geconfronteerd met de melding van een drone. Daarop hebben zij gezegd geen idee te hebben. Deze reactie moet naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie als ongeloofwaardig terzijde worden gesteld gelet op de volgende bevindingen van de verbalisanten.

Een verbalisant is die nacht – nadat de drone leek te zijn geland en medeverdachte [B] in de richting van de verbalisanten kwam lopen – in de richting gelopen waar medeverdachte [B] vandaan kwam. De verbalisant zag toen een drone met afstandsbediening in een bosschage hangen op ongeveer een meter boven de grond. De afstand tussen de plaats waarop de drone werd aangetroffen en de plaats waar de verbalisant ‘het lampje neer zag komen’ was ongeveer zes meter.

De verbalisant had op basis daarvan het vermoeden dat medeverdachte [B] de drone heeft opgepakt en buiten het zichtveld van de politie in de bosschage heeft gelegd. De verbalisant is vervolgens naar de auto gelopen en zag toen vanaf buiten op de linker zitting van de achterbank een tas met onderdelen die mogelijk behoren bij de drone en in een gelijkende kleur als de drone in de bosschage. Omdat voor de verbalisanten op dat moment kennelijk nog niet voldoende duidelijk was of er daadwerkelijk boven de inrichting is gevlogen, is besloten op dat moment alleen de drone en het toebehoren in beslag te nemen. Met de toestemming van de verdachte [A] is daarbij ook de in de auto aanwezige tas met onderdelen in beslag genomen. De goederen zijn onder de verdachte [A] in beslag genomen, omdat hij de gebruiker was van de auto. Bij het oppakken van de tas met onderdelen in de auto had een van de verbalisanten daaronder een andere tas gezien met daarin en verspreid over de achterbank enkele grassprieten. Daarvan heeft hij een foto gemaakt.

Nadat de verdachte [A] en medeverdachte [B] met de auto zijn vertrokken, werd het dienstvoertuig van de verbalisanten voor de bosschage gezet waar de drone was aangetroffen. Toen de koplampen van het dienstvoertuig werden aangezet, zagen de verbalisanten op de grond een met gras omwikkeld pakket. In het pakket werden meerdere sponsen aangetroffen met in het midden een iPhone met oplader. Het gras waarmee het pakket was omwikkeld, kwam qua lengte en kleur overeen met het gras dat in het voertuig werd aangetroffen. In de omgeving waar de drone werd aangetroffen, was geen gras aanwezig.

Uit deze bevindingen kan naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie worden afgeleid dat de verdachte [A] en medeverdachte [B] ter plaatse aanwezig waren om met een drone te vliegen. Uit het onderzoek blijkt ook dat er daadwerkelijk met de drone is gevlogen. De schermafbeeldingen die van de route zijn gemaakt, bevinden zich in het dossier. Daaruit kan worden opgemaakt dat er over (een gedeelte) van de PI is gevlogen.

Tijdens zijn verdachtenverhoor heeft de verdachte [A] zich op advies van zijn advocaat beroepen op zijn zwijgrecht. Medeverdachte [B] heeft kennelijk geen verklaring willen afleggen. Hij is tot drie keer toe niet verschenen op een afspraak voor zijn verhoor. 

Beslissing

Op grond van de feiten en omstandigheden concludeert de luchtvaartofficier van justitie dat medeverdachte [B] in de nacht van [datum in het jaar] 2023 de bestuurder van de drone was. De verdachte [A] stond immers bij de auto toen de verbalisanten ter plaatse kwamen en was op dat moment niet bezig met de besturing van een drone, terwijl medeverdachte [B] zich bij de verdachte [A] voegde nadat de drone leek te zijn geland. De drone werd later ook aangetroffen in de omgeving waaruit medeverdachte [B] kwam gelopen.

Een vlucht met een drone in de omgeving van een PI levert een overtreding op. Datzelfde geldt voor een poging om een telefoon binnen een PI te brengen en het vliegen buiten de daglichtperiode. De maximale strafbedreiging van deze overtredingen is hetzelfde, namelijk een hechtenis van zes maanden of een geldboete van de derde categorie. 

De vraag is of het aandeel van verdachte [A] van voldoende gewicht is om te kunnen concluderen dat hij deze overtredingen samen met medeverdachte [B] heeft gepleegd. Uit de feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte [A] de auto van zijn vader heeft geleend om ter plaatse met de drone te kunnen vliegen, dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij klaar stond om met medeverdachte [B] weg te vluchten als het nodig was. Dit zijn gedragingen die met medeplichtigheid in verband kunnen  worden gebracht. Medeplichtigheid is echter alleen strafbaar bij een misdrijf en niet bij overtredingen waar in dit geval sprake van is. Voor medeplegen bieden de resultaten van het onderzoek onvoldoende aanknopingspunten. Er is immers niets bekend over de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering van de overtredingen en het belang van de rol van de verdachte [A] daarin.

Het bewijs schiet daarom tekort om te kunnen vaststellen dat de verdachte [A] bij de dronevlucht op [datum in het jaar] 2023 een strafbaar feit heeft gepleegd. De zaak is daarom geseponeerd en is hiermee afgedaan, tenzij er op grond van nieuwe feiten of omstandigheden reden is om deze beslissing te herzien of het gerechtshof alsnog vervolging beveelt na een artikel 12-klacht.

[1] Subsidiair art. 6 Regeling zonering onbemande luchtvaartuigen (uitvoeren van een vlucht met een drone in de open categorie in een geografische zone van een beveiligd gebied of een locatie met vitale processen).