ELOM:2024:035 (Dronevlucht PI)
Beslissing: 14 februari 2024 AP Noord-Holland
Categorie luchtvaartzaak: Onbemande luchtvaart
Formele relaties: ELOM:2024:007; Nieuwsbericht OM 27 maart 2024; Arrest hof Amsterdam 8 juli 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1930
Inhoudsindicatie: Vliegen met drone bij PI met bedoeling om daar een telefoon te droppen. Rechtstreekse dagvaarding.
Beslissing OM
in de zaken tegen een dronebestuurder, hierna de verdachte [B].
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek is gestart nadat verbalisanten op [datum in het jaar] 2023, omstreeks 01:10 uur, het verzoek hebben gekregen om naar een locatie in de omgeving van de Penitentiaire Inrichting te Heerhugowaard (hierna PI) te gaan vanwege een aldaar vliegende drone.
Verdenking strafbaar feit
Overtreding van art. 5 lid 1 Verordening 2019/947 (zonder vergunning uitvoeren van een vlucht met een drone in de specifieke categorie) [1], art. 8 lid 2 en UAS.SPEC.060 lid 1 onder b Verordening 2019/947 (als piloot op afstand voldoen aan de vaardigheidseisen en voorwaarden voor het uitvoeren van een vlucht in de specifieke categorie), art. 429a lid 1 Wetboek van Strafrecht (voorwerp binnen inrichting, instelling of afdeling brengen of trachten te brengen waarvan het bezit aldaar verboden is) en art. 18 lid 1 Besluit luchtvaartverkeer 2014 (uitvoeren van een vlucht buiten de daglichtperiode).
Feiten en omstandigheden
Op grond van het proces-verbaal kan worden vastgesteld dat de verbalisanten op [datum in het jaar] 2023 omstreeks 01.17 uur arriveerden op de doorgegeven locatie. Daar werd medeverdachte [A] bij een auto onder een viaduct waargenomen. Hij heeft daarover later gezegd dat dit de auto van zijn vader was; hij had de auto geleend. Een van de verbalisanten zag ‘in de lucht een rood lampje dat met gelijkmatige snelheid naar beneden kwam’ en vervolgens achter hem uit het zicht verdween en leek te landen. De verbalisanten zagen medeverdachte [A] géén afstandsbediening vasthouden, terwijl dat ‘lampje’ (de drone) achter hem naar beneden ging.
Kort nadat de drone kennelijk is geland, kwam de verdachte [B] uit die richting – de richting waar de drone leek te zijn geland – naar het viaduct gelopen.
De verbalisanten hebben de verdachte [B] en medeverdachte [A] geconfronteerd met de melding van een drone. Daarop hebben zij gezegd geen idee te hebben. Deze reactie moet naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie als ongeloofwaardig terzijde worden gesteld gelet op de volgende bevindingen van de verbalisanten.
Een verbalisant is die nacht – nadat de drone leek te zijn geland en de verdachte [B] in de richting van de verbalisanten kwam lopen – in de richting gelopen waar de verdachte [B] vandaan kwam. De verbalisant zag toen een drone met afstandsbediening in een bosschage hangen op ongeveer een meter boven de grond. De afstand tussen de plaats waarop de drone werd aangetroffen en de plaats waar de verbalisant ‘het lampje neer zag komen’ was ongeveer zes meter.
De verbalisant had op basis daarvan het vermoeden dat de verdachte [B] de drone heeft opgepakt en buiten het zichtveld van de politie in de bosschage heeft gelegd. De verbalisant is vervolgens naar de auto gelopen en zag toen vanaf buiten op de linker zitting van de achterbank een tas met onderdelen die mogelijk behoren bij de drone en in een gelijkende kleur als de drone in de bosschage. Omdat voor de verbalisanten op dat moment kennelijk nog niet voldoende duidelijk was of er daadwerkelijk boven de inrichting is gevlogen, is besloten op dat moment alleen de drone en het toebehoren in beslag te nemen. Met de toestemming van medeverdachte [B] is daarbij ook de in de auto aanwezige tas met onderdelen in beslag genomen. De goederen zijn onder medeverdachte [A] in beslag genomen, omdat hij de gebruiker was van de auto. Bij het oppakken van de tas met onderdelen in de auto had een van de verbalisanten daaronder een andere tas gezien met daarin en verspreid over de achterbank enkele grassprieten. Daarvan heeft de verbalisant een foto gemaakt.
Nadat de verdachte [B] en medeverdachte [A] met de auto zijn vertrokken, werd het dienstvoertuig van de verbalisanten voor de bosschage gezet waar de drone was aangetroffen. Toen de koplampen van het dienstvoertuig werden aangezet, zagen de verbalisanten op de grond een met gras omwikkeld pakket. In het pakket werden meerdere sponsen aangetroffen met in het midden een iPhone met oplader. Het gras waarmee het pakket was omwikkeld, kwam qua lengte en kleur overeen met het gras dat in het voertuig werd aangetroffen. In de omgeving waar de drone werd aangetroffen, was geen gras aanwezig.
Uit deze bevindingen kan naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie worden afgeleid dat de verdachte [B] en medeverdachte [A] ter plaatse aanwezig waren om met een drone te vliegen. Uit het onderzoek blijkt ook dat er daadwerkelijk met de drone is gevlogen. De schermafbeeldingen die van de route zijn gemaakt, bevinden zich in het dossier. Daaruit kan worden opgemaakt dat er over (een gedeelte) van de PI is gevlogen.
Tijdens zijn verdachtenverhoor heeft medeverdachte [A] zich op advies van zijn advocaat beroepen op zijn zwijgrecht. De verdachte [B] heeft kennelijk geen verklaring willen afleggen. Hij is tot drie keer toe niet verschenen op een afspraak voor zijn verhoor.
Beslissing
Op grond van deze feiten en omstandigheden concludeert de luchtvaartofficier van justitie dat de verdachte [B] de bestuurder van de drone was. Medeverdachte [A] heeft de drone niet bestuurd. Hij stond immers bij de auto toen de verbalisanten ter plaatse kwamen en was op dat moment niet bezig met de besturing van een drone. De verdachte [B] voegde zich bij medeverdachte [A] nadat de drone leek te zijn geland. De drone en de afstandsbediening daarvan werden later aangetroffen in de omgeving waaruit de verdachte [B] kwam gelopen.
Uit het bewijs blijkt niet zonder meer dat de verdachte [B] de exploitant (eigenaar) van de drone was. Omdat art. 5 lid 1 Verordening 2019/947 zich richt tot de exploitant, kan die overtreding niet worden bewezen. Als dronebestuurder (piloot op afstand) heeft hij naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie wel in strijd gehandeld met art. 8 lid 2 juncto UAS.SPEC.060 lid 1 onder b Verordening 2019/947, art. 429a Wetboek van Strafrecht en art. 18 lid 1 Besluit luchtverkeer 2014.
De verdachte [B] heeft buiten de daglichtperiode met een niet geregistreerde drone geprobeerd een telefoon binnen een PI te smokkelen. Waar anderen soms uit onbekendheid met de regelgeving een overtreding plegen, ademt dit geval onverschilligheid ten aanzien van die regelgeving. Een poging om met een drone een telefoon binnen een PI te brengen, kan niet zonder de luchtvaartregelgeving te overtreden.
De luchtvaartofficier van justitie acht een transactie in een geval als dit niet passend en heeft besloten de verdachte [B] rechtstreeks te dagvaarden.
Luchtvaartzitting 27 maart 2024
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van in totaal 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis (60 uur voor het vliegen zonder het vereiste vaardigheidsbewijs en 20 uur voor het vliegen buiten de daglichtperiode).
De verdachte was zelf niet ter zitting aanwezig. Namens hem zijn verweren gevoerd door een advocaat. De rechter heeft die verweren verworpen en de verdachte conform de vordering van de officier van justitie veroordeeld. Tegen die beslissing heeft de verdachte hoger beroep aangetekend.
Zitting in hoger beroep
Het gerechtshof Amsterdam heeft het hoger beroep behandeld ter zitting van 8 juli 2025. De verdachte is samen met zijn advocaat verschenen. De gevoerde verweren heeft het hof bij arrest van 22 juli 2025 verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van in totaal 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis (40 uur voor het vliegen zonder het vereiste vaardigheidsbewijs en 20 uur voor het vliegen buiten de daglichtperiode). Daarbij heeft het hof rekening gehouden met het feit dat de verdachte na het begaan van deze luchtvaartovertredingen is veroordeeld voor andere strafbare feiten. Op grond van art. 63 van het Wetboek van Strafrecht moet een rechter daarmee bij de bepaling van de straf rekening houden.
[1] Subsidiair art. 6 Regeling zonering onbemande luchtvaartuigen (uitvoeren van een vlucht met een drone in de open categorie in een geografische zone van een beveiligd gebied of een locatie met vitale processen).