OM eist cel- en taakstraf voor niet meewerken bij parlementaire ondervragingscommissie

Tegenwerken van een parlementaire ondervragingscommissie, dat is tegenwerking van de Nederlandse democratische rechtsstaat. En het is strafbaar. Daarom stonden gisteren en vandaag stichting al Fitrah en twee oud-bestuurders voor de rechter. De voorzitter van al Fitrah noemde het onderzoek en het verhoor van de commissie een "poppenkast" en een "schijnvertoning" en weigerde mee te werken.

In juli 2019 werd door de Tweede Kamer een parlementaire ondervragingscommissie ingesteld naar ongewenste beïnvloeding van religieuze en maatschappelijke organisaties uit onvrije landen in Nederland. Een parlementaire enquête (en de lichtere variant daarvan: de ondervragingscommissie) is het zwaarste middel dat de Tweede Kamer kan instellen om zaken te onderzoeken. Niet voor niets is iedereen die wordt opgeroepen verplicht mee te werken en worden verklaringen onder ede afgelegd. Niet meewerken of onwaarheden vertellen is dus een strafbaar feit waar in het belang van de Nederlandse democratische rechtsstaat zwaar aan wordt getild.

Verdachte zijn de stichting al Fitrah uit Utrecht en de toenmalige voorzitter (een 43-jarige man uit Tilburg) en secretaris (een 40-jarige vrouw uit Tilburg). "Zij kozen voor een wedstrijdje handdrukken met de rechtsstaat," stelde de officier van justitie. "Bedenkelijk."

"Ze wílden gewoon niet"

Concreet wordt de voorzitter verweten dat hij in februari 2020 voor de parlementaire ondervragingscommissie niet de waarheid heeft verteld. Het meest in het oog springt dat hij informatie en administratie waar de commissie om had gevraagd niet wilde delen. De commissie wilde bijvoorbeeld weten wie allemaal naar de al Fitrah waren gekomen om te prediken en vanuit welke organisaties en landen. Of welke congressen en lezingen er waren georganiseerd en wie de sprekers waren.

Verdachte zei dat hij dit niet wist, omdat de administratie in beslag was genomen en bij de FIOD lag. Terwijl volgens het OM dat hele beslag al in 2017 was teruggegeven aan de stichting, verdachte was daarbij aanwezig en wilde volgens de FIOD niet meewerken aan de ontvangst van de stukken. Toen de rechter hem uiteindelijk dwong informatie te overleggen, stelde hij samen met de secretaris een brief op met heel summiere en onvolledige informatie. Valsheid in geschrifte, meent het Openbaar Ministerie.

"Terwijl ze de gegevens prima hadden kunnen verzamelen, als ze maar hun best hadden gedaan," stelt de officier van justitie. "De Rijksrecherche heeft in dit onderzoek zonder veel moeite al meer informatie boven water gekregen dan waar de commissie destijds om vroeg. De stichting en het bestuur, en dan met name de voorzitter, wílden gewoon niet meewerken."

Poppenkast

Dat eerdere FIOD-onderzoek zag overigens onder meer op financiering van terrorisme. Daarvan is niets gebleken, dat heeft het OM op zitting duidelijk aangegeven. Wel werd duidelijk dat tienduizenden euro's in contanten heen en weer gingen tussen de rekeningen van de stichting, de voorzitter en de secretaris, zonder dat daarvoor een goede verklaring is. Zij stonden terecht voor valsheid in geschrift. De bestuurders moesten zich ook verantwoorden terzake witwassen.

De voorzitter noemde de ondervraging door de commissie een poppenkast, een schijnvertoning. En die houding, het willens en wetens niet meewerken aan de parlementaire ondervragingscommissie, vindt het Openbaar Ministerie zeer kwalijk. "De stichting en de bestuurders plaatsen zich bewust buiten de Nederlandse rechtsorde," zei de officier van justitie. "Het onderzoek werd uitgevoerd in het belang van de democratie. Een belang dat ons allen bindt en waarmee we zorgvuldig moeten omgaan."

Strafeisen

De twee bestuurders hebben zich volgens het Openbaar Ministerie schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen, de voorzitter ook nog aan het opzettelijk niet voldoen aan vorderingen van een parlementaire enquêtecommissie en meineed. Voor de stichting kan volgens het Openbaar Ministerie worden bewezen het medeplegen van valsheid in geschrift en het niet voldoen aan vorderingen van een parlementaire enquêtecommissie.

Tegen de stichting eist het Openbaar Ministerie schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, omdat de stichting inmiddels failliet is.

Tegen de voorzitter eist het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van 4 maanden. Tegen de secretaris een taakstraf van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk. Op 22 december doet de rechtbank uitspraak.