Vijftig dagen celstraf geëist voor fatale mishandeling in Bunschoten; geen bewijs voor doodslag

Het Openbaar Ministerie heeft vandaag vijftig dagen celstraf geëist tegen een 33-jarige man uit Polen. Hij wordt er van verdacht zijn huisgenoot in Bunschoten op 15 april dit jaar mishandeld te hebben, waarna het slachtoffer kwam te overlijden. Er kan niet worden aangetoond dat de mishandeling de (enige) oorzaak is geweest van het overlijden. Daarom  is er vrijspraak gevraagd voor de ten laste gelegde moord en/of doodslag.

Een huisgenoot van de twee mannen heeft verklaard in de bewuste nacht een ruzie en een gevecht te hebben gehoord in de kamer van het slachtoffer. Toen de verdachte de deur van de kamer open deed, zag de huisgenoot het slachtoffer op de grond liggen. De ter plaatse gekomen politie is een uitgebreid onderzoek gestart. De verdachte, die de woning inmiddels had verlaten, is de volgende dag aangehouden nadat politieagenten hem op straat zagen lopen in Bunschoten. Hij zat vervolgens vijftig dagen in voorarrest.

Het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie heeft zich onder meer gericht op de doodsoorzaak. Een deskundige van het NFI heeft diverse bloeduitstortingen en huidbeschadigingen bij het slachtoffer waargenomen. Letsel in de hals wijst op samendrukkend geweld in die streek. Een eenduidige doodsoorzaak is echter niet vastgesteld. Drukken op de hals kan de dood hebben veroorzaakt. Het slachtoffer kampte echter ook met een zeer broze gezondheid en had onder meer een ernstige hartafwijking. Dit maakt een fatale hartritmestoornis, veroorzaakt door amfetaminegebruik of een door de vechtpartij verhoogde hartslag, ook tot een mogelijke doodsoorzaak.

Alles afwegende komt de officier van justitie tot de conclusie dat het bewezen kan worden geacht dat de verdachte het slachtoffer op het lichaam heeft geslagen en samendrukkend geweld op de hals heeft uitgeoefend. Tegelijkertijd kan niet bewezen worden dat deze handelingen de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt. Het Openbaar Ministerie acht de verdachte daarom schuldig aan mishandeling met de dood tot gevolg, maar heeft vrijspraak gevraagd voor de beschuldiging van moord en/of doodslag.

Bij het bepalen van de strafeis is rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte. Ook is meegewogen dat uit het dossier blijkt dat er de betreffende nacht op zijn minst over en weer gevochten is en mogelijk het slachtoffer ook begonnen is met het belagen van verdachte. Het feit dat de verdachte het slachtoffer zeker tien minuten heeft laten liggen en het feit dat hij de woning heeft verlaten voordat de politie arriveerde, wordt hem in negatieve zin aangerekend.

Behalve voor de tragische gebeurtenissen op 15 april is de verdachte ook vervolgd voor een aanranding. De officier van justitie acht bewezen dat hij op 1 juli van dit jaar een medewerkster van een horecagelegenheid in Utrecht in haar borst heeft geknepen. Voor dit feit is een afzonderlijke gevangenisstraf van 35 dagen geëist.        

Aan de rechtbank is verzocht de broer van de overleden man een schadevergoeding toe te kennen voor een bedrag van 17.500 euro.

De rechtbank doet over twee weken uitspraak.