Celstraf geëist tegen GGD-medewerker voor oplichting en computervredebreuk

Tegen een 26-jarige man uit Rotterdam is vandaag een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist waarvan vijf maanden voorwaardelijk, voor oplichting en poging oplichting van mensen die een afspraak hadden gemaakt voor een coronatest. Niet alleen vroeg hij ze een borg te betalen, ook wordt hij verdacht van betrokkenheid bij pogingen tot oplichting van twee van hen door middel van het zich voordoen als bankmedewerker en proberen ze ertoe te brengen bedragen over te maken. De opbrengsten van de oplichtingen heeft verdachte witgewassen.  Ook nam hij honderden persoonskaarten uit het CoronIT-systeem over op zijn eigen laptop. Dit laatste is ten laste gelegd als computervredebreuk.

De oplichtingen vonden plaats op 8 september 2020. In ieder geval drie personen die een afspraak hadden gemaakt voor een coronatest, kregen te horen dat ze borg moesten betalen en hiervoor krijgen ze een betaallink toegestuurd. Twee van hen betaalden, bij één van hen is het geld later gestorneerd. Kort daarna werden de twee personen die de borg hadden betaald, gebeld door een ‘bankmedewerker’ die zei dat er een dreiging was dat een groot bedrag van hun rekening zou worden afgeschreven en dat het geld moest worden veilig gesteld. In één geval lukte de overboekingen niet, in het andere geval vertrouwde het slachtoffer de gang van zaken niet en belde de bank.

Na de meldingen dat er een borgsom betaald moest worden, stelde de GGD en ook de politie een onderzoek in. Omdat alle handelingen worden gelogd, kwam de GGD uit bij één en dezelfde medewerker, de 26-jarige man uit Rotterdam. Hij was als uitzendkracht ingehuurd om testafspraken te maken. In het onderzoek bleek dat hij meer klantendossiers had geopend dan nodig was voor zijn werk. Op 8 september had deze medewerker 85 dossiers geopend; op 9 augustus waren dat 399 dossiers. Het raadplegen van deze dossiers behoorde niet tot zijn taken. De uitzendkrachten wisten dat dit niet was toegestaan. Ze hadden instructie gehad en een geheimhoudingsverklaring getekend: zij mochten zich niet interne informatie toe-eigenen, verspreiden, gebruiken, kopiëren of aan derden verstrekken.

In het onderzoek werden de laptops en de telefoon van de verdachte onderzocht. Hieruit bleek dat de verdachte telefoonnummers van banken had opgezocht, onder andere van de fraudehelpdesk van die banken, hij had een app op zijn telefoon om zijn zichtbare telefoonnummer te veranderen, hij had mailberichten gestuurd met het onderwerp ‘GGD borgsom’, whatsapp berichten gestuurd over printscreens en cash geld en beschikte over grote bestanden persoonsgegevens. Deze persoonsgegevens, zogenoemde leads, wilde hij gebruiken voor commerciële doeleinden. Verdachte verklaarde ook dat hij enkele leads had gedeeld via Telegram om te kijken of er interesse was. Hij vertelde dat hij schulden had en leed aan gokverslaving. Daarom wilde hij snel geld verdienen. Hij bekende de borgsommen te hebben gevraagd, maar ontkende betrokken te zijn bij de andere pogingen oplichting.

De officier van justitie vond echter deze feiten bewezen. De verdachte had immers alle middelen tot zijn beschikking voor de pogingen oplichting als bankmedewerker, de oplichtingen vonden opvallend kort na elkaar plaats en de bedragen die moesten worden ‘veilig gesteld’ pasten precies bij de schuld die de verdachte toen had.

“In plaats van een positieve bijdrage te leveren aan het ernstige maatschappelijk probleem dat de coronapandemie is, heeft verdachte zijn eigen nieuwsgierigheid en winstbejag gesteld boven zijn integriteit. Hij is ermee gestopt omdat zijn account werd geblokkeerd en hij werd aangehouden. Hij heeft tot het eind geweigerd inzage te geven in zijn laptops en telefoon. Hij heeft steeds geprobeerd zijn rol te minimaliseren”, zo betoogde de officier van justitie. “Ten slotte zegt de verdachte niet goed te hebben nagedacht. Maar in plaats van onnadenkendheid zie ik een goed uitgedachte en geraffineerde manier van werken bij deze verdachte. En daarmee heeft hij het vertrouwen in de GGD en in de overheid geschaad en in de kern geraakt”.

Hierna eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.