Beeld: ©OM

ELOM:2023:003 | Zorgen om vliegerschap privépiloot | AP Noord-Holland

Beslissing: 22 maart 2023 AP Noord-Holland

Categorie luchtvaartzaak: Kleine bemande luchtvaart (eenmotorig vliegtuig)

Formele relaties: Nieuwsbericht OvV

Inhoudsindicatie: Harde landing niet bewezen. Bij ander voorval (bijna-ongeval) heeft verdachte, door vanaf de taxibaan op te stijgen, gevaar veroorzaakt als bedoeld in art. 5.3 Wet luchtvaart. Zorgen over vliegerschap waren aanleiding om te verkennen of de verdachte vrijwillig een examen zou willen afleggen bij een door de ILT aan te wijzen examinator. Verdachte liet echter weten te willen stoppen met vliegen en heeft zijn brevet ingeleverd. De zaak is daarom geseponeerd. 

Beslissing OM

in de zaak tegen een piloot van een eenmotorig vliegtuig, hierna: de verdachte.

Aanleiding onderzoek

Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een twee voorvalmeldingen van een havendienst over een privévlieger. Eén melding beschrijft een voorval op 13 juni 2021 waarbij de vlieger vanaf de taxibaan start en rakelings over een ander vliegtuig op de taxibaan vloog. De andere melding beschrijft een voorval op 8 mei 2022 waarbij dezelfde vlieger een abnormale nadering had gevolgd door een harde landing. Deze meldingen heeft het Analysebureau Luchtvaartvoorvallen (ABL) op 15 juli 2022 aan het OM doorgegeven. [1]

[1] Deze doorgifte vloeit voort uit de samenwerkingsafspraken die het OM en het ABL in het kader van Just Culture hebben gemaakt. Het OM heeft in principe geen toegang tot voorvalmeldingen die overeenkomstig Verordening 376/2014 zijn gedaan. Het ABL zet dergelijke meldingen alleen door, als het vermoedt dat de grenzen van Just Culture zijn overtreden, dat wil zeggen bij een vermoeden van opzet of grove nalatigheid. Het OM kan dan vervolgens onderzoeken of daarvan al dan niet sprake is. Zie in dit verband onderdeel 3.1 van de Aanwijzing opsporing en vervolging bij voorvallen in de burgerluchtvaart.

In de eerste melding alleen zag het ABL aanvankelijk onvoldoende voor een vermoeden van opzet of grove nalatigheid. Naar aanleiding van de tweede melding werd echter geoordeeld dat de vermoedelijke nalatigheden van dien aard waren dat het OM moest worden geïnformeerd. Daarbij overwoog het ABL dat de vlieger in beide gevallen ook niet had voldaan aan zijn meldplicht. Aanvullende overwegingen waren ‘onder meer de nadrukkelijke roep om actie vanuit de havendienst en het feit dat de betrokken piloot initieel het eerste en het tweede voorval ontkende’. Volgens het ABL heeft ‘de inspectie daarom onvoldoende middelen voor interventie’.

Verdenking strafbaar feit

Overtreding van art. 5.3 Wet luchtvaart.

Onderhoud op parket

Nadat het proces-verbaal van de luchtvaartpolitie op 30 januari 2023 bij het parket is binnengekomen, is de verdachte uitgenodigd voor een onderhoud met de luchtvaartofficier van justitie. De verdachte is op die uitnodiging ingegaan en heeft zich bij dit onderhoud laten bijstaan door een advocaat.

Feiten en omstandigheden

Op grond van het politieonderzoek en het onderhoud met de verdachte is de luchtvaartofficier van justitie tot de volgende vaststellingen gekomen.

Met betrekking tot de gemelde harde landing op 8 mei 2022

De melding over dit voorval hield in dat het vliegtuig met kenmerk PH-[XXX] (naar later is gebleken het vliegtuig van de verdachte) op 8 mei 2022 op de luchthaven Midden Zeeland met een te hoge snelheid en te hoge aanvlieghoogte de landing zou hebben ingezet. Op een afstand van 150 meter voor het einde van de baan zou het vliegtuig in een stall zijn getrokken, waardoor het vanaf 6 meter hoogte naar beneden zou zijn gevallen. De melder heeft als getuige naar de inhoud van de melding verwezen. Andere bewijsmiddelen heeft het onderzoek niet opgeleverd. De verdachte heeft ontkend dat hij die dag een dergelijke landing heeft gemaakt. Dat de inhoud van de melding in elk geval moet worden genuanceerd, kan ook worden afgeleid uit de opmerking van de luchtvaartpolitie: ‘De waarneming van de havenmeester dat de PH-[XXX] vanaf 6 meter hoogte werd neergekwakt zou moeten leiden tot structurele schade waarvan niet is gebleken.’

Met betrekking tot de gemelde bijna-ongeval op 13 juni 2021

Volgens de melding van het bijna-ongeval op 13 juni 2021 is het vliegtuig met kenmerk PH-[XXX] op de luchthaven Midden Zeeland met drie personen aan boord opgestegen vanaf de taxibaan in plaats van de startbaan, terwijl op dat moment een ander vliegtuig met 11 parachutisten aan boord over diezelfde taxibaan taxiede. De PH-[XXX] ging op ongeveer 5 à 10 meter hoogte over het andere vliegtuig heen. De melder heeft als getuige naar de inhoud van de melding verwezen.

De piloot van het andere vliegtuig heeft als getuige desgevraagd over het gebeuren verklaard. Hij zag dat een klein vliegtuig voor hem aan het eind van de taxibaan stond, dat dit vliegtuig keerde en zijn landingslichten aan deed. Het vliegtuig kwam vervolgens recht op hem af rijden. Hij verklaarde dat hij niet kon uitwijken omdat daar vliegtuigen geparkeerd stonden en rechts de landingsbaan die in gebruik was. Hij voelde zich een ‘sitting duck’. Het vliegtuig kwam met grote snelheid recht op hem af, over de taxibaan en is toen naar zijn inschatting op ongeveer 3 meter over hem heen gevlogen. Hij was heel erg geschrokken en vond het heel gevaarlijk.

Een andere getuige heeft het voorval ook waargenomen. Hij verklaarde zich het voorval nog goed te herinneren en behoorlijk te zijn geschrokken. Hij vloog met een leerling halverwege op final en hoorde toen de stem van de verdachte. Het was behoorlijk druk vanwege een open dag, maar hij had een goed overzicht. Hij zag de verdachte op de taxibaan staan, toen omdraaen en over de taxibaan starten. Op dat moment taxiede vanaf het paracentrum een ander vliegtuig over dezelfde taxibaan in tegenovergestelde richting. De verdachte ging recht op dat vliegtuig af en kon nog net, op zeer lage hoogte, over dat vliegtuig heenvliegen. Het was volgens de getuige een wonder dat er niets is gebeurd. Het was levensgevaarlijk, aldus de getuige.

De verdachte heeft tijdens het onderhoud eerst verklaard dat hij mogelijk gedeeltelijk over de taxibaan is opgestegen. Na het voorhouden van de laatst weergegeven verklaring, heeft hij laten weten dat hij dat niet wil bestrijden.

Beslissing

Met betrekking tot het voorval op 8 mei 2022 heeft de luchtvaartofficier van justitie geoordeeld dat het onderzoek onvoldoende bewijs heeft opgeleverd om te kunnen vaststellen dat de verdachte bij dit voorval zodanig aan het luchtverkeer heeft deelgenomen, dat daardoor (mogelijk) gevaar voor personen of zaken is veroorzaakt.

Het onderzoek naar de bijna-ongeval op 13 juni 2021 heeft naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie wel wettig en overtuigend bewijs opgeleverd voor de verdenking.

De luchtvaartofficier van justitie heeft voorts opgemerkt het te betreuren dat er niet kort na dit bijna-ongeval actie is ondernomen. Naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie had de melding daarover in het kader van Just Culture (veel) eerder aan het OM moeten worden doorgegeven, zeker omdat de middelen voor ander ingrijpen onvoldoende bleken te zijn en diverse betrokkenen zorgen hadden over het vliegerschap van de verdachte. De luchtvaartofficier van justitie had die zorgen op basis van het dossier ook en heeft de verdachte daarom voorgesteld om vrijwillig een examen af te leggen bij een door de ILT aan te wijzen examinator, zodat kan worden getoetst of de zorgen al dan niet terecht zijn. De verdachte heeft echter besloten zijn vliegerschap te beëindigen en heeft zijn vliegbrevet op 20 maart 2023 ingeleverd bij het KIWA.

Na de bevestiging daarvan op 22 maart 2023 heeft de luchtvaartofficier van justitie de zaak integraal geseponeerd. De eerste verdenking is geseponeerd omdat er onvoldoende bewijs was dat er sprake was van een overtreding. De tweede verdenking is geseponeerd vanwege de gewijzigde omstandigheden. Een sanctie zou geen toegevoegde waarde hebben.