OM eist werkstraf tegen agent na meineed en mishandeling

Het Openbaar Ministerie Oost-Nederland heeft woensdag 17 juni voor de rechtbank in Arnhem een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist tegen een 36-jarige agent voor mishandeling en het plegen van meineed. De agent zou in februari 2019 in een (op ambtseed opgemaakt) proces-verbaal passages hebben opgenomen die in strijd zijn met de waarheid.

Zo schreef hij dat ‘de verdachte in een hoekje zat en zijn armen niet wilde laten zien’ en ‘ook wilde de verdachte niet opstaan en deed hij niet wat ik hem opdroeg’. Beelden, beschikbaar gesteld door een getuige, wezen iets anders uit; het slachtoffer ging op zijn vlucht voor de politie tegen een muur zitten. Toen de agent riep dat de man zijn handen moest laten zien, stak de verdachte beide armen omhoog. Vervolgens schold de agent tegen de man en gaf hij hem tot drie keer toe een klap met zijn wapenstok - de man liep daarbij een gebroken arm op. De beelden van de getuige, een buurtbewoner, worden ondersteund door de aangifte van de man. Het incident had plaats in Arnhem.

Een politieagent mag in sommige gevallen geweld gebruiken bij de uitoefening van zijn/haar taak, maar volgens de officier waren de omstandigheden in dit geval niet zodanig dat de agent hier het recht had met zijn wapenstok te slaan, en zeker niet op de manier die op de beelden te zien is. De man volgde de bevelen op en bood geen verzet.

De officier concludeerde dat het incident niet zo is gegaan als de verdachte heeft opgeschreven in zijn proces-verbaal: “De agent lijkt doelbewust een valse verklaring te hebben afgelegd om het door hem ingezette buitenproportionele geweld te rechtvaardigen.” Een proces-verbaal wordt op ambtseed of -gelofte opgemaakt. Er gaat een sterke bewijskracht vanuit. De officier: “Er moet blind op kunnen worden vertrouwd dat wat er in staat ook klopt.”

Het Openbaar Ministerie realiseert zich dat dit incident, in het licht van het maatschappelijk debat over onnodig politiegeweld, extra lading heeft gekregen, aldus de officier in zijn requisitoir. “De samenleving verwacht van politie, justitie en de rechtspraak dat incidenten stevig worden aangepakt. En terecht. In dit geval heeft de politie al ruim voor het maatschappelijke debat intern een stevig en omvangrijk onderzoek ingesteld naar de agent.”

De officier vindt de mishandeling en meineed aan deze verdachte zwaarder toe te rekenen dan aan een gemiddelde burger: zulk optreden leidt tot maatschappelijke verontwaardiging en brengt de politie in diskrediet. Tegelijkertijd heeft de verdachte meegewerkt aan het onderzoek, is hij geschrokken van zijn handelen en heeft hij spijt van wat er is gebeurd, stelde de officier. Behalve een werkstraf van 240 uur eiste hij een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij een veroordeling zal de politieman zijn baan verliezen; hem is strafontslag aangezegd.