OM eist 16 jaar gevangenisstraf voor ‘gruwelijke moord' en dumpen lichaam

Voorbijgangers vinden op 22 mei 2022 in het kanaal Almelo-De Haandrik bij Bruchterveld (een dorp in de gemeente Hardenberg) een lichaam dat is vastgebonden en ingepakt. Het blijkt te gaan om de 32-jarige Enschedeër Jihad Jafo, dan ruim vijf maanden vermist. Het slachtoffer heeft twee schotwonden, in de borst en door het hoofd. Volgens het Openbaar Ministerie is het een 47-jarige verdachte uit de gemeente Twenterand die de man om het leven heeft gebracht. Het OM eiste vandaag in de rechtbank in Almelo 16 jaar gevangenisstraf: “Deze moord is extra gruwelijk omdat het slachtoffer zonder enig respect voor leven en lichaam na diens dood als een pakje is ingepakt en gedumpt.“

Het dan 32-jarige slachtoffer raakt op 6 december 2021 vermist. Hij vertrekt die avond vlak na acht uur, op de verjaardag van één van zijn kinderen, met verdachte in een auto vanaf zijn woning in Enschede. Dat is de laatste keer dat hij in levenden lijve wordt gezien; zijn telefoon gebruikt hij niet meer.

Er volgt een uitgebreide zoektocht: op 8 december 2021 plaatst de politie een eerste opsporingsbericht en later volgt onder meer aandacht voor zijn vermissing in het televisieprogramma Opsporing Verzocht. Tot aan de lugubere vondst is het gissen naar wat er precies is voorgevallen. Het slachtoffer komt bovendrijven in het kanaal, ingepakt met tape, gewikkeld in een blauwe deken en vuilniszakken, vastgeknoopt met het koord van een siergordijn en verzwaard met een brandslangstatief. Voordat het slachtoffer is gedumpt, is hij doodgeschoten.

Na uitgebreid onderzoek wordt de verdachte in januari 2023 aangehouden. Het Openbaar Ministerie ziet voldoende bewijs tegen hem, dat hij zowel zijn slachtoffer heeft omgebracht als ook dat hij het lijk heeft weggemaakt –een strafbaar feit op zich-. “De verdachte is de laatste die met het slachtoffer in leven is gezien. Zijn verklaring dat hij het slachtoffer op een rotonde in Enschede heeft afgezet bij een derde persoon is niet aannemelijk.” De telefoon van het slachtoffer registreert ongeveer een uur na dat moment nog in de buurt van de woning van de verdachte, vele tientallen kilometers verderop.

Een (niet heel veel voorkomend) brandslangstatief waaraan het lichaam is vastgemaakt is dezelfde als die juist uit het pand dat verdachte huurt en een bedrijf in bestiert is verdwenen. Er worden twee DNA-sporen op het vastgebonden lichaam aangetroffen die matchen: één spoor van verdachte zelf wordt gevonden op een knoop gemaakt met een fleecedeken. Een haar op de kleeflaag van de tape matcht met één van zijn medewerkers van zijn onderneming.

Het OM: “Een lichaam wordt niet zómaar door iemand weggemaakt. Dat gebeurt met een belang. En daar waar verdachte hier niets over verklaart, mag, of móet er naar de regels van de logica worden geredeneerd. Meest aannemelijk is dat verdachte het lichaam heeft weggemaakt omdat hij zelf bij de dood van het slachtoffer betrokken is. De meeste mensen die zich schuldig maken aan het wegmaken van een lijk hebben zelf een rol gespeeld bij het overlijden van het slachtoffer.”

Volgens het Openbaar Ministerie had verdachte een motief: “Hij heeft er geen geheim van gemaakt een relatie met de vrouw van zijn slachtoffer te willen. Daarnaast zou hem tienduizenden euro’s afhandig zijn gemaakt door het slachtoffer en zijn vrouw met beloften en/of suggesties die zij niet zijn nagekomen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen, en is er ook geen bewijs, dat er anderen dan verdachte verantwoordelijk zijn geweest voor de moord en vervolgens het slachtoffer op enig moment verzwaard in het water te gooien.”

De officier van justitie vandaag tijdens de motivering van zijn strafeis: “De jonge kinderen van het slachtoffer zullen opgroeien zonder vader, en zullen om zich heen, bij vriendjes en vriendinnetjes, zien hoe het is om wél twee ouders te hebben; dat brengt een voortdurende confrontatie met de dood van hun vader en het daarmee gepaard gaande verdriet met zich. Door het lichaam te verbergen heeft verdachte extra leed toegevoegd aan de nabestaanden. Lange tijd hebben zij in onzekerheid moeten verkeren over het lot van hun dierbare, pendelend tussen hoop dat hij terug zou komen en vrees dat hem iets was overkomen.“