Eerste visitatierapport OM: tijd maken voor transitie

Het Openbaar Ministerie heeft waarneembaar vooruitgang geboekt met betrekking tot de thema’s uit het plan van aanpak Fokkens, zoals benoemingen, integriteit, governance, cultuur en leiderschap. Ook is binnen het OM ‘geen sprake van een structurele integriteitsproblematiek’. En er zijn belangrijke stappen gezet op het vlak van personeelsbeleid. Het komt er nu op aan de ingezette ontwikkelingen vast te houden en verder uit te bouwen en dat zoveel mogelijk in gemeenschappelijkheid te doen. Zo oordeelt de Visitatiecommissie Openbaar Ministerie in haar rapport ‘Tijd maken voor transitie’ dat vandaag is aangeboden aan het College van procureurs-generaal. 

Het is voor het eerst dat het OM is doorgelicht door een visitatiecommissie. Deze was ingesteld door het College van procureurs-generaal, mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Fokkens. De visitatie richtte zich op de thema’s integriteit, loopbaan- en benoemingenbeleid, leiderschap en cultuur en governance. Dit onderzoek krijgt een periodiek vervolg. 

Het College van procureurs-generaal is de visitatiecommissie zeer erkentelijk voor het rapport.

"Gelet op alle gevoelige kwesties waar het OM de afgelopen jaren mee te maken heeft gehad, zijn wij blij dat uit het onderzoek is gebleken dat we op de goede weg zijn als het gaat om integriteit binnen het OM", aldus Gerrit van der Burg, voorzitter van het College van procureurs-generaal. "Het werkklimaat wordt door de collega’s over het algemeen ervaren als open en veilig. We gaan met de aanbevelingen aan de slag om dit te behouden, door te ontwikkelen en de organisatie krachtiger te maken."

Open gesprekken

De commissie heeft voor haar rapport de zestien OM-onderdelen bezocht, documentatie geraadpleegd en de besturen van de OM-onderdelen gevraagd een zelfevaluatie op te stellen. Daarnaast heeft de commissie een enquête gehouden onder de medewerkers van het OM, die door 2.825 van de 5.491 medewerkers (51,4%) is ingevuld.

De commissie meldt in haar rapport dat zij vele goede, open gesprekken heeft kunnen voeren, waarin keer op keer een grote mate van betrokkenheid bij het werk van het OM naar voren kwam, en een grote loyaliteit met (directe) collega’s. Medewerkers hebben passie voor het vak en een sterke wil om bij te dragen aan het gemeenschappelijke doel van het OM: een rechtvaardige, veilige samenleving.

Vooruitgang

Het OM heeft waarneembaar vooruitgang geboekt op de thema’s uit het plan van aanpak Fokkens, zoals benoemingen, integriteit, governance, cultuur en leiderschap. Ook heeft de commissie geen structurele integriteitsproblematiek aangetroffen en medewerkers beschrijven over het algemeen het werkklimaat als transparant en veilig. Het aantal integriteitsmeldingen dat bij leidinggevenden en vertrouwenspersonen binnenkomt, is gering. 

Tegelijkertijd ziet de commissie dat het ingezette proces nog niet af is. Het verankeren en internaliseren van gewenst gedrag van en tussen mensen (cultuur) is een kwetsbaar proces, met op dit moment nog grote verschillen tussen – en soms ook binnen – de OM-onderdelen. Het primaire proces van het OM vraagt veel aandacht en energie van de leiding. Dat zit soms in de weg om cultuur, leiderschap en organisatie voldoende te agenderen en verder te brengen. De aandacht moet ook vol op die onderwerpen gericht kunnen worden.

Handen ineen

De commissie concludeert dat binnen de – deels nieuwe – top veel enthousiasme zit om met de uitdagingen van het OM aan de slag te gaan: krapte op de arbeidsmarkt, financiële krapte en een IT-ondersteuning die hapert. Dat zijn zaken die de OM-onderdelen niet afzonderlijk kunnen oplossen, maar waarvoor het nodig is dat de handen ineen worden geslagen en dat het OM onder leiding van een eendrachtig en daadkrachtig College meer collectief de uitdaging om te veranderen aangaat. De commissie vindt ook dat het College meer als ‘Raad van Bestuur’ van de professionele organisatie kan opereren, waarbij het belangrijk is dat het College als geheel aanspreekbaar is op alle thema’s.

De commissie roept het OM op om verder te werken aan een nog professionelere besturing van het OM. Dit draagt bij aan het presteren van het OM en sluit aan bij een breed gevoelde behoefte binnen het OM om meer gemeenschappelijk organisatie ontwikkelingen te stimuleren. Hiervoor hoeft het OM niet fundamenteel te veranderen, maar is het van belang dat er een evenwicht wordt gevonden tussen het juridische werk en de organisatie daarvan en de daarbij passende verhouding tussen mensen en de inzet van middelen.