Schuldigverklaring geëist in zedenzaak tegen pleger tramaanslag

Het Openbaar Ministerie heeft vandaag een schuldigverklaring geëist in de zedenzaak tegen de verdachte die in maart dit jaar werd veroordeeld voor het plegen van de aanslag op de tram in Utrecht op 18 maart 2019. Voor het plegen van de aanslag kreeg de man al een levenslange celstraf opgelegd. Er kon daarom in de zedenzaak geen gevangenisstraf worden geëist.   

De 38-jarige Utrechter wordt er in deze zaak van verdacht in juli 2017 een toenmalige vriendin te hebben verkracht. Dat gebeurde in de woning van de vrouw in Utrecht. De man ontkent de verkrachting en stelt dat de seks met wederzijdse instemming plaatsvond. Het Openbaar Ministerie ziet in de aangifte van het slachtoffer, in de diverse ondersteunende getuigenverklaringen en in het bij de vrouw geconstateerde letsel echter voldoende bewijs dat de verdachte tegen de wil in van het slachtoffer seks met haar heeft gehad en dat hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.

Omdat de verdachte inmiddels al onherroepelijk veroordeeld werd tot een levenslange gevangenisstraf is de rechtbank gevraagd de verdachte wel schuldig te verklaren, maar is er - op grond van artikel 63 van het wetboek van strafrecht – geen straf geëist. Gelet op de impact van en de overweldigende aandacht voor het proces rondom de tramaanslag, heeft het Openbaar Ministerie er bewust voor gekozen deze zaak pas erna aan te brengen bij de rechtbank.

De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van het slachtoffer in deze zaak toe te wijzen voor een bedrag van ruim 29.000 euro. Dit bedrag betreft een vergoeding voor materiële en immateriële schade. Ook is gevraagd de schadevergoedingsmaatregel toe te passen. Dit betekent dat de overheid bij een veroordeling een eventueel toegewezen vordering voorschiet aan het slachtoffer. Het is dan vervolgens aan de overheid om de vordering te incasseren bij de veroordeelde.