Geen strafrechtelijk onderzoek voormalig hoofdofficieren

Het oriënterend feitenonderzoek naar mogelijk strafbaar handelen door de voormalig hoofdofficieren van parket Rotterdam en het Functioneel Parket, heeft niet geleid tot een verdenking die een strafrechtelijk opsporingsonderzoek rechtvaardigt. Het onderzoek dat is uitgevoerd door de Rijksrecherche onder leiding van een officier van justitie van het Landelijk Parket is daarmee beëindigd.

Het College van procureurs-generaal gaf een jaar geleden opdracht tot dit oriënterend feitenonderzoek, naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek door de commissie Fokkens

Het onderzoek richtte zich voor beiden op het mogelijk privégebruik van door het OM aangeboden en/of betaalde diensten zoals het gebruik van een dienstauto met chauffeur, het maken van afspraken in hotels en restaurants en het om-/bijboeken van een terugvlucht en hotelovernachting tijdens een conferentie in 2012 in Bangkok.

Ook werd onderzocht of en in hoeverre de voormalig hoofdofficier van Rotterdam, in zijn toenmalige functie van procureur-generaal, de uitkomst van een aanbesteding inhoudelijk zou hebben beïnvloed.

Geen aanwijzingen strafbaar handelen

Op deze onderdelen zijn geen aanwijzingen voor strafbare feiten gepleegd door betrokkenen naar voren gekomen. 

Ten behoeve van het onderzoek zijn verschillende getuigen gehoord en is onderzoek gedaan naar relevante documenten, zoals declaraties en documenten mbt dienstreizen. Er is geen gebruik gemaakt van de gespreksverslagen van de commissie-Fokkens. Het onderzoek van de commissie was vertrouwelijk. Wat mensen aan de commissie hebben verteld, is niet gedeeld met het OM.

Beslissing getoetst

De beslissing om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen, is getoetst. Deze zaak is besproken in een zogeheten reflectiekamer met OM’ers van verschillende OM-onderdelen en een oud-rechter.

Dienstverband beëindigd

De twee voormalig hoofdofficieren werken sinds 1 januari niet meer bij het Openbaar Ministerie. Hun dienstverbanden zijn door het OM beëindigd naar aanleiding van de uitkomsten van het rapport van de commissie Fokkens vorig jaar april. De commissie heeft onder andere vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren dat de topfunctionarissen vanaf 2011 een relatie hadden toen zij in een hiërarchische verhouding tot elkaar stonden. Zij hebben ten onrechte van de relatie geen melding gemaakt en deze tot 2016 steeds ontkend. De commissie stelde ook dat de top van het OM flinke steken heeft laten vallen, omdat langere tijd niet is opgetreden toen het gedrag van betrokkenen werd gemeld door verschillende personen vanuit de organisatie.

Het College heeft zich achter de conclusies en aanbevelingen van de commissie geschaard. Het gedrag van de twee voormalig hoofdofficieren vond het College onaanvaardbaar, wat heeft geresulteerd in het beëindigen van het dienstverband. Het College besloot daarnaast ook tot het instellen van een oriënterend feitenonderzoek, om vast te kunnen stellen of ook mogelijk sprake is geweest van het plegen van strafbare feiten. Dat is niet gebleken.