8 jaar gevangenisstraf geëist tegen verdachte verkrachting vrouw in haar eigen woning in Alkmaar

‘Als je niet meewerkt, dan doe ik je meer pijn’, de woorden van een man die op 29 juli 2022 in Alkmaar een vrouw verkrachtte in haar eigen huis. De 50-jarige verdachte was in 2017 al veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf vanwege het meerdere keren verkrachten en ontvoeren van een vrouw in Breukelen en tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling van deze straf, maakte hij opnieuw een slachtoffer. De officier van justitie eiste 8 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegen de man. 
 

De verkrachting

Het slachtoffer had op vrijdag 29 juli 2022 met de man afgesproken. Zij kenden elkaar al enige jaren, waren ooit collega’s en het slachtoffer vertrouwde de man volledig.  Op een gegeven moment sloeg die avond de sfeer om.  De verdachte bedreigde het slachtoffer, dat in eerste instantie met instemming was vastgebonden, mishandelde haar en maakte misbruik van de afhankelijke situatie waarin het slachtoffer met vastgebonden polsen zich bevond. Hij had aldus de officier van justitie ‘een  onverwachts machtsvacuüm gecreëerd waaraan het slachtoffer zich niet meer kon onttrekken’ en verkrachtte haar. Nadat de man het huis had verlaten, schreef de vrouw in een blocnote dat zij zich verkracht, vernederd en misbruikt voelde door verdachte. Ook voelde ze schaamte, omdat ze zich zo vergist had in de verdachte. De volgende ochtend vertelde ze het aan haar zus en in de middag belde zij de politie. 

Start onderzoek en bewijs

Op dinsdag 2 augustus vond er een informatief gesprek plaats met het slachtoffer bij de zedenpolitie. Toen de officier van justitie hoorde van de zaak, besloot hij direct om ambtshalve onderzoek te laten verrichten, met oog op de ernst van de verdenking, de mogelijke veiligheidsrisico’s en de achtergrond van verdachte, waarvan bekend was dat hij eerder was veroordeeld voor verkrachting en nog liep in een voorwaardelijke invrijheidstelling. Er werden opsporingsmiddelen ingezet en een undercovertraject opgestart, maar toen de verdachte op zaterdag 6 augustus vanuit Oost-Nederland op de A1 reed in de richting van Noord-Holland, werd hij buiten heterdaad aangehouden op de snelweg, omdat er een kans bestond dat hij onderweg was naar het slachtoffer.

Uit het politieonderzoek naar de verdachte kwam naar voren dat de verdachte  gedurende zijn penitentiair programma en tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling meerdere van zijn voormalige vriendinnen had opgezocht om het contact te herstellen. Eén van hen verklaarde dat de verdachte haar recent had geprobeerd vast te binden, maar dat zij aan hem wist te ontkomen. Dit vond plaats drie dagen na de verkrachting van het slachtoffer in deze zaak.  
Zij wilde geen aangifte doen, maar de officier van justitie ziet haar verklaring wel als steunbewijs in hoe de verdachte zich kan gedragen. 
De verklaring van het slachtoffer acht de officier van justitie zeer geloofwaardig. Zij verklaart consistent en gedetailleerd.  Ook heeft zij de avond van de verkrachting letselfoto’s bij zichzelf gemaakt en ook haar aantekeningen beschouwt de officier van justitie als steunbewijs. Daarnaast zijn er twee getuigenverklaringen van personen die het slachtoffer kort na de verkrachting spraken over wat haar was overkomen en zij zagen dat zij heftige emoties had. Ook dit is steunbewijs voor de verklaring van het slachtoffer.

Undercovertraject 

Daarnaast heeft het slachtoffer via WhatsApp na de verkrachting contact gehad met de verdachte. Op een gegeven moment zette de verdachte het slachtoffer onder druk door te doen alsof hij beelden had van de vrouw. Op deze manier probeerde hij haar aan te zetten tot het opnemen van contact met hem. Onder andere deze berichten, vormden voor de officier van justitie de aanleiding om een undercover agent in te zetten die zich voordeed als het slachtoffer door tijdelijk haar WhatsApp-account over te nemen. De virtuele agent zocht over de app contact met de verdachte en op basis van de berichten die de verdachte toen stuurde, leidt de officier van justitie af, dat hij erkent waar de vrouw hem van beschuldigt. Hij bekent in de berichten dat hij te ver is gegaan. Hij zegt nergens dat er sprake was van instemming of dat er sprake is van een misverstand. De verdachte was er duidelijk van overtuigd dat hij met het slachtoffer aan het appen was, want hij refereerde later in een politieverhoor naar dit contactmoment. 
De verdachte is onderzocht door het NIFP, maar laat naar overtuiging van de officier van justitie niet het achterste van zijn tong zien. Hierdoor hebben de deskundigen geen evidente psychische stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kunnen vaststellen. 
Het NIFP kan niet zeggen in welke mate de verdachte het feit kan worden aangerekend en daarom zal het Openbaar Ministerie uitgaan van volledige toerekenbaarheid. 

Ernst van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit: verkrachting. Hij heeft daarmee een zware inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van zulke ernstige zedenfeiten lopen vaak ernstig psychisch letsel op, waardoor zij lange tijd met de gevolgen van het feit worden geconfronteerd in hun dagelijks leven. Uit de vandaag afgelegde slachtofferverklaring blijkt hoe ingrijpend de gevolgen zijn voor dit slachtoffer. 

In de strafeis neemt de officier een aantal strafverzwarende omstandigheden mee. Allereerst dat de verkrachting binnen de relationele sfeer plaats vond: het slachtoffer vertrouwde de verdachte volledig. Daarnaast vond de verkrachting plaats in haar eigen huis.  Een plek waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen en die opeens geen veilige thuishaven meer is.  Ook de omstandigheden waaronder hij haar verkrachtte: terwijl zij was vastgebonden, sloeg hij haar, kneep hij haar keel dicht en drong hij haar lichaam binnen.

De officier van justitie neemt daarnaast mee dat de man al eerder veroordeeld is voor een verkrachting en in een voorwaardelijke in vrijheidstelling (VI) liep. Volgens de oude VI-regel mocht de verdachte na het uitzitten van twee derde van zijn gevangenisstraf, onder voorwaarden naar buiten. Ondanks de forse straf die hij alsnog zou moeten uitzitten bij het schenden van zijn voorwaarden, beging hij toch opnieuw een zeer ernstig strafbaar feit. De officier van justitie: ‘Het is uitermate zorgwekkend dat de verdachte zo snel is gerecidiveerd’.  

Op basis van de ernst van het strafbare feit, de strafverzwarende omstandigheden, het strafblad van de verdachte en de veiligheid van de samenleving, komt de officier van justitie tot een strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar en vraagt aan de rechtbank om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen voor wanneer deze straf ten einde is, omdat niet kan worden vastgesteld of de verdachte een stoornis heeft. Dit maakt dat er geen TBS met dwangverpleging wordt geëist. De maatregel zorgt ervoor dat er na het uitzitten van de celstraf nog wel controle mogelijk is op de verdachte en dat de samenleving zo tegen hem beschermd kan worden. 

De rechtbank doet over twee weken uitspraak