OM bekijkt Aanwijzing strafvorderlijk optreden tegen journalisten

Het College van procureurs-generaal gaat de Aanwijzing strafvorderlijk optreden tegen journalisten opnieuw tegen het licht houden. Aanleiding is de strafzaak tegen de drie voormalig bestuurders van de Stichting Hulptroepen Alliantie waarin een gesprek tussen verdachten en journalisten is opgenomen en aan het strafdossier is toegevoegd. 

"Wij begrijpen heel goed dat de gang van zaken vragen oproept bij journalisten, en bij anderen. Het OM vindt dat journalisten in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Wij staan voor persvrijheid, en het recht op bronbescherming", aldus Rinus Otte, de voorzitter van het College van procureurs-generaal. "Wij nemen deze kwestie erg serieus en nemen de Aanwijzing onder de loep. Ook ga ik in gesprek met de NVJ."

Namens de hoofdofficier van het Functioneel Parket, waar de strafzaak loopt, zijn de journalisten van de Correspondent inmiddels uitgenodigd voor een gesprek. De journalisten hoorden enkele weken geleden dat de weergave van een bijeenkomst tussen de verdachten en hen aan het strafdossier was toegevoegd. De Aanwijzing schrijft voor dat het OM journalisten hiervan op de hoogte stelt zodra het opsporingsonderzoek dat toelaat. "Dat laatste is hier niet gebeurd, dat had anders gemoeten", aldus Michiel Zwinkels, hoofdofficier van het Functioneel Parket.

Opname bijeenkomst

Het Functioneel Parket heeft in maart vorig jaar opdracht gegeven om afluisterapparatuur, zogeheten Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC), te plaatsen bij een bijeenkomst op een externe vergaderlocatie die door de verdachten was gehuurd. Uit onderzoek bleek dat verdachten daar vermoedelijk met elkaar informatie zouden bespreken die voor het onderzoek relevant was. De rechter-commissaris heeft toestemming gegeven voor de inzet van dit bijzondere opsporingsmiddel.

De avond voor de bijeenkomst werd duidelijk dat ook een of meer journalisten van De Correspondent op enig moment aanwezig zouden zijn. De zaaksofficieren hebben vervolgens intern besproken en getoetst of de aanwezigheid van journalisten gevolgen moest hebben voor de inzet van de afluisterapparatuur. Het Functioneel Parket kwam tot de conclusie dat de aanvullende waarborgen zoals omschreven in de Aanwijzing in dit geval niet van toepassing waren, omdat de dwangmiddelen waren gericht op de verdachten en niet op de journalisten. Daarnaast waren de verdachten bekend, ook in de buitenwereld, waardoor recht op bronbescherming niet in het geding was.

De betrokken officieren hebben deze afweging niet lichtzinnig gemaakt. Zij kwalificeerden de aanwezigheid van journalisten in dit geval als bijvangst, zoals in de Aanwijzing staat. Het afluisteren was gericht op de verdachten in een lopend strafrechtelijk onderzoek, niet op de journalisten. In het geval van bijvangst is er in beginsel geen sprake van een ongeoorloofde doorbreking van het recht op bronbescherming en gelden dus de normale regels voor de inzet van dwangmiddelen, zo staat in de Aanwijzing. Ook hebben journalisten geen wettelijk verschoningsrecht zoals advocaten of artsen dat hebben vanwege hun beroepsgeheim. 

De hoofdofficier van het Functioneel Parket en het College zijn niet over deze kwestie geïnformeerd. Dat is in lijn met de afweging die de betrokken officieren hebben gemaakt. Voor de inzet van dwangmiddelen tegen verdachten waarbij de journalisten worden gezien als bijvangst, schrijft de Aanwijzing niet voor dat de hoofdofficier en het College toestemming hoeven te geven. Ook is aanvullende toestemming van de rechter-commissaris niet vereist.

Het is uiteindelijk aan de rechtbank in deze strafzaak om te beoordelen of het OM de juiste afwegingen heeft gemaakt en de Aanwijzing goed heeft toegepast.

Glashelder

"Ik vind het uitermate vervelend dat er zoveel onduidelijkheid is ontstaan. Als OM moeten we alert zijn op de positie van journalisten in de rechtsstaat, in het strafrecht en in strafrechtelijke onderzoeken. Het moet voor iedere OM’er glashelder zijn hoe de Aanwijzing moet worden geïnterpreteerd", aldus Collegevoorzitter Otte.

Daarom laat het College de Aanwijzing opnieuw tegen het licht houden of deze gelet op de huidige casuïstiek aanscherping nodig heeft.