ELOM:2024:032 (Niet nemen verantwoordelijkheid na bijna-botsing)
Beslissing: 6 december 2024 AP Noord-Holland
Categorie luchtvaartzaak: Kleine bemande luchtvaart
Formele relaties: Nieuwsbericht OM d.d. 24 maart 2025
Inhoudsindicatie: Buitenlandse vlieger vliegt in rechte lijn over actief zweefvliegveld. Dankzij ingrijpen zweefvlieger is botsing voorkomen. Buitenlandse vlieger neemt ondanks verzoek daartoe geen contact op met instructeur zweefvliegclub en werkt evenmin mee aan strafrechtelijk onderzoek. Dagvaarding in verband met te vorderen vliegontzegging.
Beslissing OM
in de zaak tegen een gezagvoerder van een buitenlands vliegtuig, hierna de verdachte.
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek in deze zaak is gestart naar aanleiding van een bericht van een gezagvoerder van een zweefvliegtuig aan het OM. Dit bericht werd op [datum in het jaar] 2024 naar luchtvaart@om.nl gestuurd en hield kort gezegd in dat de gezagvoerder een incident had meegemaakt tijdens zijn lierstart waarbij hij op zeer geringe afstand een motorvliegtuig wist te ontwijken. De gezagvoerder verwees voor details naar een bijgevoegde veiligheidsmelding, die hij aan het Analysebureau Luchtvaartvoorvallen (ABL) van de Inspectie leefomgeving en Transport had gedaan. In opdracht van de luchtvaartofficier van justitie is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
Verdenking strafbaar feit
Overtreding van voorschrift SERA.3205 van Uitvoeringsverordening 923/2012 (met een luchtvaartuig dusdanig nabij een ander luchtvaartuig opereren dat botsingsgevaar ontstaat), voorschrift SERA.3210 van Uitvoeringsverordening 923/2012 (niet opvolgen van voorrangsregels), art. 5.3 Wet luchtvaart (op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht) en art. 5.8 Wet luchtvaart (als gezagvoerder voorafgaande aan de vlucht kennisnemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn).
Feiten en omstandigheden
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat op zaterdag [datum in het jaar] 2023 het zweefvliegtuig met registratienummer PH-[XXX] vanaf zweefvliegveld De Noordkop werd opgelierd en dat op dat moment een motorvliegtuig met registratienummer F-[YYYY] over het zweefvliegveld is gevlogen.
Uit de radargegevens blijkt dat het motorvliegtuig, nadat het uit de corridor (een stuk luchtruim bestemd voor vliegverkeer om de Waddenzee over te steken tussen Texel en Den Oever) kwam, een zuidelijke koers volgde die recht over het zweefvliegveld ging op een hoogte van ongeveer 1330 voet en met een snelheid van 100 knopen. Het zweefvliegtuig werd in noordoostelijke richting opgelierd. Ze vlogen in elkaars richting. Op de radarbeelden is te zien dat de luchtvaartuigen elkaar zeer dicht zijn genaderd en dat het motorvliegtuig niet van koers is veranderd. Alleen de gezagvoerder van het zweefvliegtuig blijkt te hebben ingegrepen.
Dit komt overeen met de verklaringen van de gezagvoerder van het zweefvliegtuig en de dienstdoende instructeur.
De gezagvoerder van het zweefvliegtuig, een leerlingvlieger, heeft als getuige verklaard dat hij een solovlucht uitvoerde – zijn derde vlucht van de dag – en dat het de bedoeling was dat zijn zweefvliegtuig op een hoogte van 1450 voet zou worden ontkoppeld. Toen hij was opgelierd tot een hoogte van ongeveer 320 tot 350 meter zag hij een sportvliegtuig in zijn richting vliegen. Daarvan is hij geschrokken, omdat hij zag dat als het vliegtuig zo door zou vliegen – wat is gebeurd – en hij verder zou stijgen, vermoedelijk een botsing zou ontstaan. Hij heeft daarom direct de stijgvlucht afgebroken door de neus van het zweefvliegtuig naar voren te duwen en de kabel waarmee hij omhoog werd gelierd, te ontkoppelen. Tussen het moment dat hij het vliegtuig zag en het moment dat het vliegtuig over hem heen vloog zat ongeveer anderhalve seconde, zo verklaarde hij. Op dat moment was de verticale afstand tussen de luchtvaartuigen, naar zijn inschatting, ongeveer 20 meter. Hij hoorde later van de dienstdoende instructeur dat het vliegtuig in een rechte lijn was doorgevlogen. De dienstdoende instructeur heeft de havendienst van het Belgische vliegveld gebeld waarnaar het vliegtuig onderweg was (vliegveld Grimbergen) om te vragen aan de vlieger om contact op te nemen. Dat heeft de vlieger niet gedaan, wat de gezagvoerder van het zweefvliegtuig betreurt.
De getuigenverklaring van de dienstdoende instructeur bevestigt deze lezing van het voorval. Ook hij betreurt het dat de vlieger geen contact heeft opgenomen vanuit het idee om de luchtvaart veiliger te maken en te leren van gemaakte fouten. Hij heeft de dag na het voorval nogmaals gebeld met de havendienst van vliegveld Grimbergen. De havendienst liet weten het verzoek te hebben doorgegeven en dat andermaal te zullen doen, maar de dienstdoende instructeur heeft sindsdien niets van de vlieger gehoord.
Gebleken is dat de verdachte deze vlieger is. De verdachte was de gezagvoerder van het motorvliegtuig met registratienummer F-[YYYY].
In de Nederlandse luchtvaartgids (Aeronautical Information Publication, AIP) is vermeld dat rekening moet worden gehouden met zweefvliegactiviteiten tot een hoogte van 2300 voet. Op de kaart staat het zweefvliegveld bovendien aangeduid met een G (Glidersite) en het getal 23 (2300 voet).
Bewijsoverweging
Voor de waardering van het gebeurde is de context van essentieel belang. Er is daarom veel moeite gedaan om verdachtes verklaring af te nemen. Net als de dienstdoende instructeur van de zweefvliegclub, hebben de luchtvaartpolitie en het OM nul op het rekest gekregen. De verdachte heeft [datum, ongeveer tweeënhalve maand na het voorval] per mail aan de luchtvaartpolitie laten weten dat hij al een verklaring bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) heeft afgelegd. Aan de verdachte is vervolgens uitgelegd dat het strafrechtelijk onderzoek een ander doel heeft dan het veiligheidsonderzoek van de OvV en dat de informatie van de OvV is beschermd. Alleen wanneer toestemming wordt gegeven om verdachtes verklaring te delen met politie en justitie, kan daarvan worden kennisgenomen. Die toestemming heeft de verdachte niet gegeven. Ondanks herhaalde pogingen is het niet gelukt om een antwoord te krijgen op de vraag of de verdachte op korte termijn in Nederland zou zijn en of het dan mogelijk was om zijn verklaring af te nemen. Daarom is een Europees Onderzoeksbevel opgemaakt om de verdachte in België te horen. De verdachte heeft toen te kennen gegeven dat hij geen verklaring wilde afleggen. Op de uitnodiging van de lokale Belgische politie voor een verhoor [ongeveer elf maanden na het voorval] heeft de verdachte niet gereageerd. De verdachte is daartoe gerechtigd, maar het betekent wel dat het OM de zaak zonder zijn verklaring heeft beoordeeld.
Beslissing
Op grond van de feiten en omstandigheden die in het onderzoek naar voren zijn gekomen, is naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dusdanig dichtbij een ander luchtvaartuig heeft gevlogen dat daardoor botsingsgevaar is ontstaan. De verdachte heeft daarmee voorschrift SERA.3205 overtreden en dat is in Nederland een strafbare overtreding. [1]
Hoewel dat voor de strafbaarheid van de overtreding niet uitmaakt, is in het kader van de strafwaardigheid (mede in het licht van Just Culture) gekeken naar de mate van verwijtbaarheid. Nu de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, kan het OM geen rekening houden met verdachtes visie op de gebeurtenis. Ook heeft het OM geen beschikking over informatie over verdachtes opleiding en ervaring. Op basis van de informatie waarover het OM wel beschikt, moet de conclusie naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie zijn dat sprake is geweest van grove nalatigheid.
De luchtvaartgids waarschuwt voor activiteiten op zweefvliegveld De Noordkop, wat ook in verdachtes vluchtvoorbereiding een punt van aandacht moet zijn geweest. Het was mogelijk om, net als ander passerend luchtverkeer, ruim om het zweefvliegveld heen te vliegen. In ieder geval verlangt de situatie ter plaatse verdachtes bijzondere aandacht. Met het inzetten van deze koers, een koers die recht over het zweefvliegveld liep, heeft de verdachte een duidelijk veiligheidsrisico verwaarloosd en is hij ernstig tekortgeschoten in zijn verantwoordelijkheid als vlieger. Dat is de verdachte in strafrechtelijke zin aan te rekenen.
Het uitgangspunt bij deze overtreding is volgens de Richtlijn strafvordering voor luchtvaartwet- en regelgeving (Stcrt. 2023, 5607) dagvaarden mede in verband met een te vorderen ontzegging van de vliegbevoegdheid.
De verdachte heeft geen enkele aanleiding gegeven om van dit uitgangspunt af te wijken. Sterker nog, zijn opstelling – en dan met name het niet reageren op het verzoek om in gesprek met de zweefvliegers te gaan – past naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie niet in een Just Culture en vraagt om een bevestiging van die norm. Daarom is besloten de zaak middels een dagvaarding aan de rechter voor te leggen.
Luchtvaartzitting
De zaak is aangebracht op de luchtvaartzitting van 24 maart 2025. De verdachte is niet verschenen. Overeenkomstig de eis van het OM is de verdachte bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,-- en een vliegontzegging voor de duur van 6 maanden.
[1] Ingevolge art. 3.1 lid 1 aanhef onder e Regeling uitvoering en handhaving luchtvaartveiligheid is dit voorschrift aangewezen als een voorschrift in de zin van art. 1.6 Wet luchtvaart, dat bij niet-naleving als overtreding is strafbaar gesteld in art. 11.9 lid 1 aanhef onder c Wet luchtvaart.