ELOM:2024:002 (Luchtvaartovertredingen met paramotortrike)
Beslissing: 10 januari 2024 AP Noord-Holland
Categorie luchtvaartzaak: Kleine bemande luchtvaart (paramotor)
Formele relaties: -/-
Inhoudsindicatie: Transactie van in totaal € 2.000 voor luchtvaartovertredingen met een paramotortrike.
Beslissing OM
in de zaak tegen een piloot van een paramotortrike, hierna de verdachte.
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een melding bij de luchtvaartpolitie. De melder heeft de luchtvaartpolitie gewezen op een video van een vlucht met een paramotortrike die door de verdachte was gemaakt.
Verdenking strafbaar feit
Overtreding van art. 8.1a Wet luchtvaart (opstijgen vanaf en landen op terrein dat geen luchthaven is), voorschrift SERA.5005 onder f Uitvoeringsverordening 923/2012 (laagvliegen), art. 3.1 lid 1 Wet luchtvaart (gebruik van luchtvaartuig dat is niet voorzien van geldig nationaliteits- en inschrijvingskenmerk en een geldig bewijs van inschrijving), art. 46 lid 1 aanhef onder b Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen (luchtwerk verrichten met een paramotortrike), art. 46 lid 1 aanhef onder d Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen (gebruik van paramotortrike tegen vergoeding, met baat of voor commerciële doeleinden) en art. 5.3 Wet luchtvaart (zodanig deelnemen aan het luchtverkeer, dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht).
Feiten en omstandigheden
Op grond van het proces-verbaal van de luchtvaartpolitie kan naar het oordeel van de luchtvaartofficier van justitie worden vastgesteld dat de verdachte op [datum in het jaar] 2022 in [plaats], met een paramotortrike aan het luchtverkeer heeft deelgenomen en daarbij overtredingen heeft gepleegd.
De eerste overtreding is opstijgen vanaf en landen op een terrein dat geen luchthaven is, terwijl daarvoor geen ontheffing was verleend (de zogenoemde TUG-ontheffing: Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik). Dit is als overtreding strafbaar gesteld. [1]
Een tweede overtreding was dat de verdachte te laag vloog. De minimaal toegestane vlieghoogte is 500 voet (ongeveer 150 meter) boven de grond/het water. Dat is een Europese regel. De verdachte vloog zichtbaar en herhaaldelijk ver onder die minimumhoogte. Dat is strafbaar gesteld. [2]
Een derde overtreding was dat de paramotortrike niet was voorzien van een registratie (geldig nationaliteits- en inschrijvingskenmerk en een geldig bewijs van inschrijving). Ook het vliegen met een luchtvaartuig zonder zo’n registratie is strafbaar gesteld. [3]
Een vierde overtreding houdt verband met het doel van de vlucht. De verdachte heeft verklaard dat het ‘specifieke doel was om de bloemen van dichtbij te filmen, zoals uitgelegd aan de eigenaar van het stuk grond’. Er werd daarbij zichtbaar reclame gemaakt voor [naam bedrijf]. Dat betekent dat de verdachte op dat moment luchtwerk heeft verricht. Een vlucht waarbij een luchtvaartuig wordt gebruikt voor diensten als fotografie, film of reclame wordt immers als zodanig gezien. [4] Het is verboden om met een paramotortrike luchtwerk te verrichten. [5] De overtreding van dat verbod is een economisch delict. [6]
Een vijfde overtreding hangt hiermee samen. De reden dat reclame werd gemaakt voor [naam bedrijf] was volgens de verdachte omdat hij ‘een exclusiviteitscontract’ met [naam bedrijf] had en ‘bij het vliegen die symbolen moet behouden’. Volgens de verdachte zijn ‘er op dit moment 10 sporters ingehuurd door [naam bedrijf]’. Dit bevestigt de verdenking dat het om een vlucht ging ‘tegen vergoeding, met baat of voor commerciële doeleinden’. Dit is in Nederland alleen toegestaan als het een instructie- of examenvlucht betreft. Nu daarvan geen sprake is geweest, is ook dit verbod overtreden, wat opnieuw een economisch delict oplevert. [7]
Voor de zesde overtreding, het zodanig deelnemen aan het luchtverkeer dat daardoor (andere) personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht, zag het OM in het proces-verbaal geen overtuigend bewijs.
Beslissing
Bij het bepalen van de strafrechtelijke reactie heeft de luchtvaartofficier van justitie de uitgangspunten in de Richtlijn strafvordering voor luchtvaartwetgeving gehanteerd. Voor vluchten met het door verdachte gebruikte type luchtvaartuig gelden de volgende uitgangspunten:
- een geldboete van € 800,-- voor het opstijgen vanaf en landen op een terrein dat geen luchthaven is;
- een geldboete van € 1.000,-- voor het laagvliegen;
- een geldboete van € 800,-- voor het vliegen zonder registratie;
- een geldboete van € 425,-- voor het verrichten van luchtwerk;
- een geldboete van € 600,-- voor het vliegen voor commerciële doeleinden.
In dit specifieke geval ligt de ernst wat de luchtvaartofficier van justitie betreft met name in het opstijgen vanaf en landen op een niet-luchthaven, het laagvliegen, het verrichten van luchtwerk en het vliegen voor commerciële doeleinden.
De verklaring van verdachte dat hij de overtredingen heeft gepleegd uit onwetendheid acht de luchtvaartofficier van justitie niet geloofwaardig, aangezien sprake is van een professional die met enige regelmaat met een paramotortrike in andere landen vliegt. Gelet hierop zou de verdachte juist op de hoogte moeten zijn van de geldende regels per land en zich daarop moet voorbereiden. Bovendien is de minimum vlieghoogte een Europese regel. Dit, minimaal grof nalatig, gedrag moet naar het oordeel van het OM vanuit het oogpunt van generale en specifieke preventie worden bestraft.
De luchtvaartofficier van justitie heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij volledig heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek, de feiten volledig heeft erkend, de film van de vlucht van internet heeft verwijderd en dat er geruime tijd is verstreken tussen de vlucht en de afdoeningsbeslissing.
Alles afwegende heeft de luchtvaartofficier van justitie op 10 januari 2024 aan de verdachte de volgende transactievoorstellen gedaan:
- een geldboete van € 500,-- voor het opstijgen vanaf en landen op een terrein dat geen luchthaven is;
- een geldboete van € 600,-- voor het laagvliegen;
- een geldboete van € 200,-- voor het vliegen zonder registratie;
- een geldboete van € 300,-- voor het verrichten van luchtwerk;
- een geldboete van € 400,-- voor het vliegen voor commerciële doeleinden.
De verdachte heeft de transactievoorstellen aanvaard.
[1] Art. 8.1a juncto art. 11.9 lid 1 aanhef onder a en 8° Wet luchtvaart.
[2] Voorschrift SERA.5005 onder f Uitvoeringsverordening 923/2012 juncto art. 1.6 en 11.9 lid 1 aanhef onder c Wet luchtvaart en art. 3.1 lid 1 onder e Regeling uitvoering en handhaving luchtvaartveiligheid.
[3] Art. 3.1 lid 1 juncto 11.9, eerste lid, onder a en 3° Wet luchtvaart.
[4] Art. 1 Besluit vluchtuitvoering.
[5] Art. 46 lid 1 aanhef onder b Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen.
[6] Art. 4.6 Wet luchtvaart juncto art. 1 onder 4° Wet op de economische delicten, art. 46 lid 1 aanhef onder b Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen en art. 7 lid 2 en art. 8 Besluit vluchtuitvoering.
[7] Art. 4.6 Wet luchtvaart juncto art. 1 onder 4° Wet op de economische delicten, art. 46 lid 1 aanhef onder d Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen en art. 7 lid 2 en art. 8 Besluit vluchtuitvoering.