OM eist gevangenisstraffen tegen verdachten van mensenhandel

Tijdens de inhoudelijke behandeling van de rechtszaak tegen vier verdachten van mensenhandel, afgelopen maandag en dinsdag, heeft de officier van justitie van het Openbaar Ministerie Rotterdam onvoorwaardelijke gevangenisstraffen geëist, variërend van 18 maanden tot drie jaar.

De hoofdverdachte in deze zaak is een 31-jarige man, de medeverdachten zijn twee vrouwen van 27 en een vrouw van 31 jaar. Het OM verdenkt hen van seksuele uitbuiting van twee vrouwelijke slachtoffers van 29 en 32 jaar, die afkomstig zijn uit Nigeria en illegaal in Nederland verbleven. De uitbuiting zou hebben plaatsgevonden in de periode 2014-2016. De man en één van de drie vrouwen worden ook verdacht van oplichting en het uitgeven van vals geld in 2015.

Prostitutiewerk

De drie vrouwelijke verdachten waren betrokken bij het prostitutiewerk van de slachtoffers: zij regelden de locaties en afspraken met klanten, maakten advertenties aan op sekssites en gaven aan de prostituees door welke klant er kwam en welke ‘werknaam’ ze moesten gebruiken. De mannelijke verdachte had een meer coördinerende rol en haalde de verdiensten van de prostituees bij hen op. Volgens het OM is te bewijzen dat de verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van de twee slachtoffers. Dat de verdachten aan de vrouwen wilden verdienen staat, wat het OM betreft, vast.

Kwetsbare positie

De slachtoffers verbleven illegaal in Nederland, waren onbekend met de Nederlandse taal en cultuur en kenden hier vrijwel niemand. Zij hadden schulden, die ze moesten terugbetalen met het prostitutiewerk. De slachtoffers sliepen op hun werkplek; zij hadden geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Ze konden niet zelf bepalen hoeveel klanten ze ontvingen en wanneer ze klanten ontvingen; dat bepaalden de verdachten. Volgens het OM hebben de verdachten misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de vrouwen zich bevonden.

Lichamelijk integriteit

De officier van justitie tijdens haar requisitoir: “Mensenhandel is een zeer ernstig delict. Verdachten hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers. Zij hebben enkel gedacht aan zoveel mogelijk geld verdienen en hebben de lichamelijke en geestelijke belangen van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin. De vrouwen waren illegaal in Nederland en konden geen kant op. Zij waren de Nederlandse taal niet machtig en volstrekt afhankelijk van de verdachten. De slachtoffers hebben zich in de periode waarin ze werden uitgebuit enorm eenzaam en wanhopig gevoeld. Daarnaast geldt dat slachtoffers van seksuele uitbuiting nog lang, zo niet hun hele leven, kampen met de nadelige gevolgen ervan: er is sprake van psychische problemen, wantrouwen richting mensen, angsten. Beide slachtoffers hebben dag na dag, week na week, maand na maand seks moeten hebben met mannen. Zij konden geen klanten weigeren. Het voelde elke keer als een verkrachting.”

De rechtbank in Rotterdam heeft op dinsdag 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.