Geen strafvervolging van officieren na klacht van verdachten in grote fraudezaak

Het Openbaar Ministerie Noord-Nederland stelt geen vervolging in tegen de officieren van justitie tegen wie aangifte was gedaan om vermeende schending van hun ambtsgeheim.

Op 1 oktober 2019 hebben meerdere verdachten uit een strafrechtelijk onderzoek aangifte gedaan bij de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket van schending van een ambtsgeheim door een officier van justitie en door de voormalig hoofdofficier van justitie van het betreffende parket. De aangifte is gevolgd op het meewerken aan een documentaire over dit opsporingsonderzoek.

Na verwijzing door de Hoge Raad van deze zaak naar de rechtbank Noord-Nederland, startte de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie Noord-Nederland.

Aangifte naar aanleiding van documentaire

De aangifte betreft de gang van zaken rond het maken van een documentaire over het werk van de FIOD waarbij een in 2013 gestart opsporingsonderzoek van de FIOD naar grootschalige belastingfraude bij een landelijke restaurantketen centraal stond.

Voor deze documentaire is in 2014 een mediacontract opgesteld en ondertekend door de televisieproducent en de voormalig plaatsvervangend hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket. Het Openbaar Ministerie Noord-Nederland heeft daarom ook hem gehoord, naast de officier van justitie die de strafzaak behandelde en de voormalig hoofdofficier.

In de strafzaak kwam de rechtbank in juli vorig jaar tot het oordeel dat de vier verdachten in de FIOD-zaak schuldig zijn aan miljoenenfraude, maar legde hen geen straf op, omdat het OM tijdens de behandeling van de rechtszaak niet had gemeld dat er een documentaire was gemaakt. Het OM is in hoger beroep gegaan.

Door zowel de verdachten in het betreffende opsporingsonderzoek als ook door het OM is in kort geding gevraagd om een verbod op uitzending van de documentaire. De rechter heeft dit verzoek gevolgd en uitzending verboden op straffe van een dwangsom.

In de aangifte wordt gesteld dat het Openbaar Ministerie onrechtmatig heeft gehandeld door documentairemakers te laten filmen in een lopend opsporingsonderzoek. Tijdens de opnames is zaaksinformatie gedeeld en daarmee heeft het OM de geheimhoudingsplicht geschonden, aldus de advocaten. Zij vinden dat de zaaksofficier en de voormalig hoofdofficier daarvoor moeten worden vervolgd.

Geheimhouding

Het opsporingsonderzoek is uitgevoerd door de FIOD, uiteindelijk onder leiding van het Functioneel Parket. Het OM heeft de belangen van de verdachten rond het maken van de documentaire goed willen beschermen. In het mediacontract zijn voorwaarden opgenomen dat de documentaire pas zou worden uitgezonden nadat de rechtbank uitspraak had gedaan én het OM de documentaire voor uitzending kon bekijken en beoordelen. Volgens de afspraken uit het mediacontract kon het OM nog wijzigingen doorvoeren in de documentaire die onder andere betrekking hadden op de bescherming van de privacy van verdachten.

Op twee momenten tijdens de draaidagen van de documentaire, in gesprekken met teamleden, is door de zaaksofficier opsporingsinformatie gedeeld. Daarvan zijn opnames gemaakt. In deze situatie is de geheimhoudingsplicht geschonden, concludeert parket Noord-Nederland.

Hoewel uit niets blijkt dat de zaaksofficier de intentie had om vertrouwelijke informatie te delen met de filmmakers heeft hij, zeker gezien zijn functie, met de uitlatingen die hij heeft gedaan in het bijzijn van de filmmakers, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij door het doen van die uitlatingen vertrouwelijke informatie deelde met die filmmakers.

Opportuniteit

Het parket Noord-Nederland meent dat vervolging van de officier van justitie niet opportuun is. Op het moment dat hij werd aangesteld als zaaksofficier van dit opsporingsonderzoek werd hem medegedeeld dat zijn onderzoek onderwerp was van een televisiedocumentaire over het werk van de FIOD. De zaaksofficier heeft op deze beslissing geen invloed gehad.

Hem werd medegedeeld dat aan het maken van de filmdocumentaire goedkeuring was verleend en dat dit tot op het hoogste niveau was afgestemd en akkoord bevonden. Hij mocht er derhalve van uit gaan dat aan alle voorwaarden voor het op juiste wijze maken van deze documentaire was voldaan, aldus het parket Noord-Nederland.

Bij het mogelijk maken en tot stand komen van de documentaire is de rol van de zaaksofficier gering, aldus het parket Noord-Nederland. Hij kan worden beschouwd als uitvoerder van de beslissingen van anderen, hoger geplaatsten. Beslissingen waar hij geen invloed op had en die hij wellicht ook zelf niet zou hebben genomen, zo blijkt uit zijn verklaringen.

Alles afwegende, komt het OM tot de conclusie dat vervolging in dit geval niet opportuun is.

Geheimhoudingsverplichting

De voormalige hoofdofficier van justitie heeft zelf feitelijk geen vertrouwelijke gegevens verstrekt of de filmmakers gelegenheid geboden om kennis te nemen van dergelijke gegevens. Zij kan in dit geval derhalve juridisch niet verantwoordelijk worden gehouden voor de schendingen van de geheimhoudingsverplichting door anderen.

De voormalige plaatsvervangend hoofdofficier kan evenmin daarvoor juridisch verantwoordelijk worden gehouden. Hij ondertekende namens de hoofdofficier alleen het mediacontract. “Voor de rest stond hij op ruime afstand. Nergens blijkt uit dat hij akkoord ging met eventuele schendingen van de geheimhoudingsverplichting”, aldus het parket Noord-Nederland.