Facilitator mensenhandel hoort acht maanden gevangenisstraf tegen zich eisen

Vandaag staat een 29-jarige man uit Groningen terecht. Hij zou de persoon zijn geweest die zijn woning gedurende ruim drie maanden ter beschikking heeft gesteld aan de medeverdachte en het slachtoffer ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden.

Op 8 februari 2022 stond een 28-jarige man terecht op verdenking van seksuele uitbuiting van een kwetsbaar, nét 18-jarig, slachtoffer. De officier merkte tijdens die zitting in zijn requisitoir op dat uit onderzoek was gebleken dat verdachte seksafspraken en locaties regelde waar het slachtoffer zich kon prostitueren. De officier achtte deze verdachte schuldig aan seksuele uitbuiting van het slachtoffer gedurende drie jaar. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de seksuele uitbuiting maar houdt rekening met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en legt een gevangenisstraf van 60 dagen (deels voorwaardelijk) op en een taakstraf van 120 uur. Het OM is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan.

Vandaag staat een 29-jarige man uit Groningen terecht. Hij zou de persoon zijn geweest die zijn woning gedurende ruim drie maanden ter beschikking heeft gesteld aan de medeverdachte en het slachtoffer ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden. Hiervoor zou hij een financiële vergoeding hebben ontvangen, deels betaald door het slachtoffer zelf.

Het OM kwalificeert de rol van de verdachte als medeplichtigheid aan mensenhandel. De officier: “Door zijn handelwijze faciliteerde verdachte het strafbare feit van uitbuiting. Het kan niet anders dan dat hij op de hoogte is geweest van het feit dat het slachtoffer zich in opdracht van de medeverdachte moest prostitueren.” Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij wist van de kwetsbare positie van het slachtoffer, dat zij verdrietig was over het werk wat zij deed en haar afhankelijkheidspositie ten opzichte van medeverdachte. Desondanks is verdachte doorgegaan met het verschaffen van woonruimte in zijn woning, waar het slachtoffer en de medeverdachte konden verblijven en waar zij klanten konden ontvangen.

De officier: “Mensenhandel waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiters. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden. Het openbaar ministerie neemt het verdachte kwalijk dat hij dit door zijn handelen mogelijk heeft gemaakt.”

De officier eist een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.