Tien jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging geëist voor moord in Appingedam

Op 4 april 2022 ontvangt de meldkamer van politie Noord-Nederland een tweetal verontrustende meldingen van buurtbewoners van de Broerstraat in Appingedam. Er zou gegil, geschreeuw en gebonk te horen zijn in een woning in die straat. De ter plaatse gekomen politiemensen treffen achter de deur van de woning een situatie uit een nachtmerrie aan. Het is duidelijk dat zich op het moment van de meldingen een onvoorstelbaar drama heeft voltrokken. Een geweldsexplosie die ertoe heeft geleid dat het leven van een 30-jarige vrouw abrupt tot een einde komt. Het dan reeds levenloze lichaam ligt in een grote plas bloed, haar gezicht flink gehavend, een bijl nog in haar lichaam. Kort na het delict wordt een 23-jarige verdachte aangehouden. De man uit Haarlem wordt verdacht van moord op de moeder van zijn zoon.

Moord

Volgens de officier van justitie is er sprake van moord, omdat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Verdachte doet namelijk in de aanloop naar het delict meerdere malen uitlatingen over het om het leven brengen van het slachtoffer. Een dag voor het levensdelict koopt hij een bijl. Nadat hij van de jeugdbeschermer te horen krijgt zijn zoon niet eerder te mogen zien, reageert hij agressief. Hij reist dan met enkel en alleen die bijl van Haarlem naar Appingedam. In de woning brengt hij het slachtoffer binnen enkele seconden na binnenkomst met de bijl om het leven.

Een belangrijk aspect is de tijd waarin het strafbare feit zou zijn gepleegd. Op basis van een tijdlijn die de politie in het onderzoek heeft vastgesteld, heeft verdachte luttele seconden na aankomst bij haar woning het slachtoffer om het leven gebracht. De officier: “Binnen maximaal 13 seconden moet het slachtoffer de deur open hebben gedaan, moet verdachte de woning zijn ingelopen, en zou nadat de sfeer eerst goed was een discussie hebben plaatsgevonden over foto’s en gezag. Dat is volstrekt onaannemelijk. Daar komt bij dat noch op de deurbelcamera op haar woning, noch door getuigen, een hevige discussie is gehoord. En dat al snel na de gil achter de voordeur geweld door de getuigen wordt waargenomen dat passend is bij het dan al hakken met de bijl naar het op de grond liggende lichaam van het slachtoffer.”

Deze feiten en omstandigheden wijzen wat het OM betreft in één enkele richting; de uitvoering van een eerder genomen besluit om de vrouw met de bijl van het leven te beroven waarvoor ruime gelegenheid tot beraad heeft bestaan. “Het primair tenlastegelegde feit moord kan wettig en overtuigend bewezen worden”, aldus de officier.

Gruwelijke wijze

Verdachte heeft het slachtoffer op gewelddadige en gruwelijke wijze van het leven beroofd. Zij werd in haar eigen woning geconfronteerd met dodelijk geweld waartegen zij geen schijn van kans heeft gemaakt. Zij moet in de laatste momenten van haar leven onvoorstelbare doodangsten hebben uitgestaan en veel pijn hebben geleden. 

De officier: “Ook het leven van haar naasten is onomkeerbaar veranderd. Verdachte heeft hun zoon op zeer jonge leeftijd zijn moeder ontnomen, hij zal nooit de gelegenheid krijgen om haar te leren kennen. Verdachte heeft de nabestaanden hun dochter en zus ontnomen. Uit de onderbouwing van de vorderingen volgt dat zij het slachtoffer ook in moeilijke tijden hebben gesteund, waardoor zij een nauwe band hadden. De wetenschap dat hun dierbare op gewelddadige wijze om het leven werd gebracht, maakt het verlies nog zwaarder. Haar gezicht was zodanig verminkt dat dit bij het afscheid moest worden bedekt met een doek tot aan haar voorhoofd. Voornamelijk overheerst echter de shock van het plotselinge verlies en een leegte die met geen straf is op te vullen. Een verlies waarvoor verdachte verantwoordelijk is.”

De officier: “Binnen maximaal 13 seconden moet het slachtoffer de deur open hebben gedaan, moet verdachte de woning zijn ingelopen, en zou nadat de sfeer eerst goed was een discussie hebben plaatsgevonden over foto’s en gezag. Dat is volstrekt onaannemelijk."

Verminderd toerekeningsvatbaar

Volgens de deskundigen handelde de verdachte in een psychotische ontregeling en kan hem de dood van de vrouw niet worden toegerekend. Zij adviseren een TBS met voorwaarden op te leggen. Volgens het openbaar ministerie wordt daarbij echter teveel uitgegaan van de verklaring van de verdachte over de ruzie die voorafgaand aan het delict zou hebben plaatsgevonden. Vastgesteld moet immers worden dat de tijdspanne tussen de aankomst bij de woning en de moord geen ruimte laat voor een gesprek en het ontstaan van een ruzie. Omdat er duidelijk wel sprake is van een stoornis, acht zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Een TBS met voorwaarden is volgens de officier van justitie niet gepast: de wetgever heeft die mogelijkheid nooit bedoeld voor plegers van zulke ernstige misdrijven als verdachte heeft begaan. Daarom moet, aldus de officier, de behandeling die wel nodig is plaatsvinden in het kader van een TBS met dwangverpleging.

In de bepaling van de hoogte van de strafeis, houdt de officier rekening met de ernst van de feiten die met zich meebrengt dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Wel houdt de officier rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid, waardoor een lagere straf is geëist dan doorgaans voor moord het geval is. Zij eist een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar en TBS met dwangverpleging voor moord.

Vergroot afbeelding
Beeld: ©mediatheek Rijksoverheid / mediatheek Rijksoverheid
Rechtbank Groningen