Opsporing

Als ergens een strafbaar feit is gepleegd, is het opsporingswerk een taak van de politie. Politiemensen zoeken naar sporen, horen getuigen en slachtoffers, houden verdachten aan, verhoren verdachten en leggen alles schriftelijk vast in een proces-verbaal.

De officieren van justitie bij het OM zijn eindverantwoordelijk voor de opsporing en geven – zeker bij zware misdrijven – leiding aan de politie tijdens het onderzoek. Daarbij houdt de officier van justitie in de gaten dat de opsporing zorgvuldig en eerlijk verloopt. Dat wil zeggen: volgens de regels die in de wet zijn vastgelegd en op basis van alle relevante informatie.

De officier van justitie kan opdrachten geven aan de politie. Voor sommige zaken moet hij eerst toestemming vragen aan de rechter, bijvoorbeeld voor het afluisteren van een telefoon, het doorzoeken van een computer of een woning. De methoden die politie en OM gebruiken om strafbare feiten op te sporen, moeten in verhouding staan tot het feit en mogen dus niet te zwaar zijn. Ook dat is een kwestie van rechtvaardigheid.

Het OM is ook verantwoordelijk voor de opsporing door andere instanties, zoals de gemeentelijke sociale recherches, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.