Ontvankelijkheid OM in zaak geëscaleerde aanhouding Dordrecht

Het Openbaar Ministerie stelt in hoger beroep dat het OM ontvankelijk is in een zaak van een geëscaleerde aanhouding door de politie in Dordrecht. De zaak moet volgens het OM daarom door het gerechtshof Den Haag terugverwezen worden naar de rechtbank Rotterdam, zodat deze daar inhoudelijk behandeld kan worden.

In de zaak worden twee mannen vervolgd voor het belagen van drie agenten bij een aanhouding in Dordrecht op 5 december 2020. De agenten kwamen af op een melding van geluidsoverlast in de Beekmanstraat. Ter plaatse hield een man zich hinderlijk op en schold één van de agenten uit, waarop die agent de man wilde aanhouden. Een vrouw, haar echtgenoot en hun zoon kenden deze man en bemoeiden zich met de aanhouding. Daarop ontstond een vechtpartij, waarbij zowel door agenten als door vader, moeder en zoon geweld is gebruikt. Vader, moeder en zoon werden aangehouden. Vader en zoon werden aangeklaagd voor openlijke geweldpleging tegen agenten. Zij zouden onder meer twee keer tegen het hoofd van de agenten hebben geschopt.

Uit camerabeelden blijkt dat tijdens het boeien van de vader, één van de agenten zich beledigend uitlaat. Dit is strafbaar en de betreffende agent is voor de belediging met een discriminatoir karakter vervolgd én veroordeeld tot het betalen van een geldboete. De agent is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan, deze zaak loopt nog bij het gerechtshof in Den Haag.

Het optreden van de politieagenten is onder leiding van het OM door de afdeling VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten) van de politie onderzocht. De conclusie van het OM was dat het gebruikte geweld tijdens het incident rechtmatig was. Tegen deze beslissing hebben zowel vader als zoon  een artikel 12-klacht ingediend bij het gerechtshof in Den Haag. Met die klachtenprocedure kan alsnog strafvervolging worden afgedwongen. Het Hof oordeelde dat het gebruikte geweld op onderdelen niet rechtmatig was, maar dat de agenten daarvoor niet vervolgd hoeven te worden. Het Hof wees de klacht ten aanzien van de verdenking van valsheid in geschrifte, doordat niet al het geweld in de processen-verbaal van de agenten was opgenomen, toe. Hiervoor wordt één van de agenten vervolgd.

Ontvankelijkheid

De rechtbank in Rotterdam oordeelde in de rechtszaak tegen vader en zoon in juni 2022 dat er diverse zogenoemde vormverzuimen zijn begaan door de politie tijdens het incident. Het gaat dan om het gebruiken van disproportioneel geweld, de discriminerende belediging en de valsheid in geschrifte. Het OM is daarom door de rechtbank niet ontvankelijk verklaard in het vervolgen van de vader en zoon. Daartegen stelde het OM hoger beroep in.

Het OM meent dat de algehele uitkomst niet zo  kan zijn dat de agent wel vervolgd wordt voor belediging en valsheid in geschrift maar dat beide verdachten, die zonder enige aanleiding daartoe fors geweld hebben gebruikt tegen de politie, daar geen verantwoording voor af hoeven te leggen.

Bovendien meent het OM dat het vormverzuim, met betrekking tot het opmaken van de processen-verbaal, bij behandeling van de zaak in eerste aanleg is hersteld omdat daar precies duidelijk is gemaakt welk geweld tegen de klagers is gebruikt en het OM dus ontvankelijk moet zijn in de vervolging. Mocht het komen tot het opleggen van een straf door een rechter dan zouden deze gebeurtenissen mee gewogen kunnen worden bij het bepalen van een strafmaat.

Het Gerechtshof in Den Haag doet op 31 maart 2023 uitspraak. Dan wordt duidelijk of de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor inhoudelijke behandeling.