Reactie Herman Bolhaar op rapport commissie Hoekstra

Dames en heren,

Allereerst wil ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn medeleven uit te spreken aan de families van Lois en van mevrouw Borst. Lois noem ik niet bij haar volledige achternaam, omdat haar broer de verdachte is. De constateringen van de commissie Hoekstra raken ons intens. De conclusies en aanbevelingen zijn ernstig en indringend. Het OM is tekort geschoten. Daarvoor wil ik mijn verontschuldigingen aanbieden aan de nabestaanden. Ik heb dat dinsdagavond ook persoonlijk gedaan in een gesprek met de familie van Lois.

Bart van U. zit sinds 12 januari 2015 vast. Hij wordt verdacht van het ombrengen van zijn zus op 10 januari 2015 en van betrokkenheid bij de dood van mevrouw Borst op 8 februari 2014. Ik wil voorop stellen dat iemand tegen wie vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld is bewezen. Het is aan de rechters om vast te stellen of sprake is van daderschap. En zeker vanuit het perspectief van de nabestaanden moet het recht ongestoord zijn beloop hebben.

Ik dank de commissie voor het uitvoerige onderzoek dat is gedaan. Ik heb opdracht gegeven tot dit onderzoek, onmiddellijk nadat er vragen rezen over het handelen van het OM in de strafzaken tegen Bart van U. Dat paste bij de ernst en impact van de strafbare feiten en bij de verantwoordelijkheid die wij als Openbaar Ministerie hebben en voelen. Het OM neemt de conclusies en aanbevelingen zeer ter harte. Het OM is zeer geraakt door de dingen die hier mis zijn gegaan en vastberaden om noodzakelijke verbeteringen door te voeren.

Voordat ik in ga op de conclusies die worden getrokken ten aanzien van het Openbaar Ministerie, wil ik nog een algemene opmerking maken. Uit het rapport blijkt dat de familie van Van U. meerdere keren bij verschillende instanties om hulp heeft gevraagd over de geestelijke gesteldheid van Bart van U. Ze heeft daarbij geen gehoor gevonden. Dat is een schokkende constatering. Wij zullen ons als samenleving tot het uiterste moeten inspannen om ervoor te zorgen dat ernstig verwarde personen geen gevaar kunnen opleveren voor hun omgeving en passende aandacht krijgen. Dit complexe vraagstuk vraagt om intensieve samenhang en samenwerking in breed overheidsverband, tussen het strafrechtelijke, civiele en zorgdomein. Het OM moet daarin zijn verantwoordelijkheid nemen, maar kan dat niet alleen.

Bevel gevangenneming

Ik zal nu ingaan op de conclusies van de commissie Hoekstra. Laat ik hier nog maar eens benadrukken dat het Openbaar Ministerie rechterlijke beslissingen moet uitvoeren. Het bevel gevangenneming dat het gerechtshof op 25 september 2012 heeft gegeven, had dan ook uitgevoerd moeten worden. Daar is wel een begin mee gemaakt, maar het heeft onvoldoende opvolging gekregen, waardoor Van U. op vrije voeten is gebleven. Ik heb mij de vraag gesteld wat de consequentie is geweest van het niet opvolgen van dat bevel.

Daarvoor ga ik terug naar de uitspraak van het gerechtshof in Den Haag. Het hof veroordeelde Van U. op 25 september 2012 tot drie jaar celstraf. Als Van U. toen gevangen zou zijn genomen, of later bij zijn terugkeer in Nederland (26 oktober 2012), dan zou hij mogelijk nog gedetineerd zijn geweest op 8 februari 2014, de dag dat mevrouw Borst om het leven is gebracht.

Ook voor wat betreft het niet afnemen van DNA bij Van U. kan de vraag naar de gevolgen worden gesteld. Als bij Van U. ruim voor de dood van mevrouw Borst celmateriaal was afgenomen, dan zou dat in een vroeger stadium hebben geleid tot een DNA-match. Deze match zou, naar alle waarschijnlijkheid, hebben geleid tot het aanhouden van Van U. Ervan uitgaande dat hij daarna in voorlopige hechtenis zou zijn gegaan, zou hij op 10 januari 2015, de dag dat zijn zus Lois om het leven is gebracht, hebben vastgezeten.

Dat het zo mis kon gaan, is uiterst pijnlijk om te constateren. Het OM is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving en moet zo effectief mogelijk bijdragen aan de maatschappelijke veiligheid. Dit stelt hoge eisen aan de professionals en de ondersteunende organisatie, omdat het OM in een omgeving werkt waarin fouten grote gevolgen kunnen hebben. Onze medewerkers zijn zich daar van bewust en zetten zich dagelijks met al hun kennis en betrokkenheid in om bij te dragen aan veiligheid en rechtvaardigheid. En toch is het hier mis gegaan.

Maatregelen

De commissie doet belangrijke aanbevelingen die het College overneemt. Het rapport geeft de noodzaak aan om werkwijzen te verbeteren. Een aantal constateringen vereist maatregelen en die zullen we dan ook treffen. Sommige kunnen op de korte termijn worden genomen, andere zijn meer complex en zullen worden uitgewerkt in een verbeterprogramma. Dit verbeterprogramma zal worden geleid door de hoofdofficier van justitie van het parket Amsterdam.

Criminaliteitsbestrijding is complexer geworden en dat vraagt veel van onze professionals. Zij dragen een grote verantwoordelijkheid. Van de officier van justitie dan wel de advocaat-generaal mag de maatschappij verwachten dat beiden staan voor een effectieve en goede afhandeling van de strafzaak. Om dit te kunnen doen moeten zij in de organisatie goed ondersteund worden. Daarvoor zijn goed werkende IT- systemen nodig, evenals medewerkers die in staat worden gesteld hun taken goed uit te voeren. De commissie Hoekstra heeft aangetoond dat het OM hier nog werk heeft te verrichten. Ook deze aanbeveling wordt opgevolgd.

Wet DNA-veroordeelden

De uitvoering van de Wet DNA-Veroordeelden is een ingewikkeld en bewerkelijk proces. Wat betreft de afname van celmateriaal het volgende. Het OM is bezig met onderzoek in de administratieve systemen. Veroordeelden die sinds 1 mei 2010 in aanmerking komen om een DNA-bevel te ontvangen, krijgen alsnog het bevel om celmateriaal af te staan, mocht dat nog niet gebeurd zijn.

De commissie beveelt verder aan om bij inverzekeringstelling van verdachten standaard celmateriaal af te nemen. Hiervoor is een wetswijziging nodig. Dat maakt het makkelijker om veroordeelden celmateriaal te laten afstaan. Het Openbaar Ministerie ondersteunt dit voorstel.

BOPZ

Wij zijn het met de commissie eens dat uit de zaak van Bart van U. onmiskenbaar naar voren komt dat in de praktijk grote behoefte is aan regie in die gevallen waarbij sprake is van personen die door hun geestelijke gesteldheid een gevaar vormen voor de samenleving. De commissie adviseert om de officier van justitie een actieve, essentiële rol te geven in de uitvoering van de wet BOPZ, die regelt dat psychiatrische patiënten gedwongen kunnen worden opgenomen. Met deze kanttekening dat het OM voor deze rol beter uitgerust moet worden. Ook is een betere informatie-uitwisseling tussen OM, politie en de geestelijke gezondheidszorg nodig.

Het College volgt de commissie om onderzoek te doen naar dit complexe BOPZ-vraagstuk. Daaruit moet blijken wat het OM en de ketenpartners, zoals politie en de reclassering nodig hebben, om een officier van justitie z’n centrale rol te kunnen laten vervullen, en die verantwoordelijkheid ook te kunnen waarmaken.

Concluderend, het OM is op verschillende punten en momenten tekort geschoten in zijn rol en is diep doordrongen van de impact van deze constatering. Het Openbaar Ministerie treft belangrijke maatregelen voor de korte en langere termijn. We zijn gedreven om de noodzakelijke veranderingen binnen de eigen organisatie door te voeren, ook in de samenwerking met anderen.