OM in beroep in zaak moord op 16-jarige scholiere

Het Openbaar Ministerie in Rotterdam gaat in appel tegen de uitspraak in de zaak tegen de 32-jarige man die afgelopen vrijdag is veroordeeld voor de dood van de 16-jarige Hümeyra. De rechtbank veroordeelde de verdachte vorige week tot een gevangenisstraf van 14 jaar met TBS voor doodslag.

Moord

Het OM heeft besloten in appel te gaan tegen het vonnis omdat zij het niet eens is met de veroordeling van verdachte voor doodslag, in plaats van moord. Volgens de rechtbank is niet gebleken dat er sprake is van een vooropgezet plan van de verdachte om Hümeyra om het leven te brengen. Het Openbaar Ministerie denkt daar echter anders over en vindt dat er voldoende bewijs is voor voorbedachte raad. In de visie van het OM is er dus wel sprake van moord. Dit blijkt onder andere uit het feit dat verdachte het slachtoffer regelmatig doodsbedreigingen heeft gestuurd en uit zijn gedrag op die bewuste 18 december 2018.

Daarnaast hebben diverse getuigen verklaard dat de verdachte ’s ochtends al langs de school van het slachtoffer heeft gereden en daar heeft geïnformeerd hoe laat de school uit zou zijn. Ook had de verdachte een vuurwapen bij zich en is hij het slachtoffer achterna gerend toen zij wegrende. De officier zei daarover in november op zitting: “Verdachte heeft op de bewuste dag uitvoering gegeven aan hetgeen hij al eerder had bedacht en vele malen had aangekondigd, namelijk dat hij Hümeyra om het leven zou brengen.”

Ook met de gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd is het OM het niet eens. Omdat de rechtbank van mening is dat er sprake is van doodslag in plaats van moord, is de opgelegde gevangenisstraf flink lager dan de twintig jaar die de officier op zitting heeft geëist.

Shockschade

In haar vonnis heeft de rechtbank het deel van de schadevordering dat ziet op de immateriële schade van de nabestaande van Hümeyra niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat onvoldoende is vast komen te staan dat de psychische klachten van de nabestaanden enkel en alleen zijn ontstaan door het overlijden van Hümeyra. Het Openbaar Ministerie vindt dat de rechtbank hier ongelijk in heeft.