Celstraffen tot vijf jaar geëist voor productie en handel vals geld

Het Openbaar Ministerie heeft vandaag lange celstraffen tot vijf jaar geëist tegen negen Almeerders die ervan verdacht worden samen een criminele organisatie te vormen die zich bezig hield met de productie en handel in vals geld. Ook moet de criminele winst van bijna twee miljoen euro worden afgepakt.

De eerste vervalste biljetten, van 50 euro, werden in 2015 aangetroffen; in de jaren daarna nam het aantal gestaag toe. Ze doken niet alleen in Nederland op maar ook in Duitsland en België. Uit technisch onderzoek door de Nederlandsche Bank en door de Europese Centrale Bank bleek dat veel valse biljetten dezelfde eigenschappen en dus zeer waarschijnlijk dezelfde herkomst hadden. In totaal ging het eind 2018 om 106.000 valse biljetten, met een waarde van 5,3 miljoen euro.

Uit onderschepte verzendingen medio 2016 kwam de criminele organisatie in beeld bestaande uit negen verdachten uit Almere, één 45-jarige en acht twintigers. Het valse geld werd vermoedelijk verkocht via het Darkweb en vanuit Nederland verstuurd in enveloppen met ansichtkaarten. Ook vond overdracht van het valse geld plaats op station Almere.

In het onderzoek werd veel bewijs tegen de verdachten gevonden. In de woning van de 45-jarige Almeerder trof de politie een volledig ingerichte productielocatie aan, bestaande uit 18 printers, verstopt in een kast. In zijn schuur stond een professionele stapelsnijmachine. Op diverse plekken in de woning werden spullen gevonden die met de productie van vals geld te maken hebben: gedrukte vellen met bankbiljetten, stickervellen met hologrammen, oude cartridges, dozen papier, een geldtelmachine, verzendmateriaal. Ook in de woningen van de medeverdachten werden dergelijke materialen gevonden: vals geld, papier uit China waar de biljetten op werden gedrukt, betalingsbewijzen, kaarten en enveloppen voor de verzending.

Ook werd bewijs tegen de mannen gevonden door hun vingerafdrukken op de valse biljetten, observaties door de politie, tapgesprekken en heimelijke opnamen van gesprekken waarin de verdachten spreken over het verbeteren van het productieproces, de levering van goederen, de verdeling van de markt en de handel in het valse geld. Hun telefoons straalden aan bij de productie- en overdrachtlocaties, er zijn beelden van de aanschaf van cartridges en papier voor duizenden euro’s en een aantal van de verdachten is herkend bij pseudokopen eind 2018 in Almere en Amsterdam.

Van elk van de verdachten is in beeld gebracht wat zijn rol was binnen de criminele organisatie. Sommigen waren verantwoordelijk voor de productie van het valse geld, waaronder het plakken van hologrammen, en distribueerden het geld, bijna allemaal waren ze betrokken bij het kopen of bestellen van de benodigde materialen en bij het verkopen van de valse biljetten.

Bij de berekening van de criminele winst is uitgegaan van de hoeveelheid papier die is aangeschaft. Na aftrek van de aangetroffen biljetten, het snijverlies en het onbedrukte papier, is de uitkomst bijna twee miljoen euro. Afhankelijk van de duur dat de verdachten hebben deelgenomen aan de criminele organisatie, moeten zij bedragen variërend van ruim een ton tot ruim drie ton terugbetalen, aldus de eis van de officier van justitie.

Bij het bepalen van de strafeisen is rekening gehouden met het strafblad van de negen verdachten en hun rol binnen de criminele organisatie. Voor alle verdachten geldt dat ze zich in de visie van het Openbaar Ministerie schuldig hebben gemaakt aan ernstige  strafbare feiten. Het op grote schaal produceren van vals geld ondermijnt het vertrouwen in en het functioneren van het betalingsverkeer, niet alleen in Nederland, maar in de hele Eurozone. Naar aanleiding van persoonlijkheidsonderzoek is de rechtbank verzocht voor één verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Tegen hem eiste de officier van justitie jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en zes maanden jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. En daarnaast 200 uur werkstraf en een leerstraf. Tegen de meerderjarige verdachten werd twee maal vijf jaar, eenmaal 54 maanden, eenmaal 42 maanden, eenmaal 30 maanden en drie maal 24 maanden gevangenisstraf geëist.