In hoger beroep vijf jaar gevangenisstraf geëist tegen doorrijder aanrijding Breda

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van vijf jaar geëist tegen een 26-jarige automobilist uit Breda. Het OM verwijt de man in de nacht van 29 oktober 2017 in het uitgaansgebied van Breda een voetganger met hoge snelheid te hebben aangereden. De bestuurder reed vervolgens hard door. Naast de celstraf hoorde verdachte ook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaar tegen zich eisen.

Wat een gezellig avondje stappen met vrienden had moeten zijn eindigde voor het slachtoffer in een nachtmerrie. Terwijl hij een zebrapad oversteekt wordt hij door een auto aangereden en vliegt meters door de lucht. Pas twee weken later ontwaakt hij uit een coma. Een lang revalidatietraject volgt en het slachtoffer houdt zwaar blijvend letsel aan de aanrijding over. Getuigen verklaren over een auto die op hoge snelheid en slingerend over het wegdek komt aanrijden in het uitgaansgebied – een 30 kilometerzone. Daar ramde de auto eerst bijna een taxibusje en reed bijna een naderende taxiklant en andere voetgangers aan. Geschat wordt dat de auto rond de 60 kilometer per uur reed. Camerabeelden bevestigen de verklaringen. Vervolgens vindt de aanrijding plaats.

De rechtbank veroordeelde verdachte in eerste aanleg voor poging tot doodslag en het verlaten van de plaats van het ongeval tot een gevangenisstraf van vier jaar en een rijontzegging voor de duur van vijf jaar. Verdachte, die stelt niet de bestuurder te zijn geweest, ging tegen die uitspraak in hoger beroep. Een andere persoon, van wie verdachte geen gegevens wil verstrekken, zou die avond de auto hebben geleend. De advocaat-generaal stelt zich in hoger beroep op het standpunt, gelijk aan dat van de rechtbank, dat aan de hand van vele bewijsmiddelen blijkt dat verdachte degene is geweest die ten tijde van de aanrijding de auto bestuurde.

In hoger beroep is de vraag aan de orde of de rechtbank terecht poging tot doodslag bewezen heeft verklaard. In de visie van het OM heeft verdachte niet de intentie gehad het slachtoffer daadwerkelijk van het leven te beroven. De gedragingen van verdachte in het verkeer wijzen er echter op dat verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijk verkeersongeval heeft aanvaard. “Hij heeft zich eenvoudigweg door zijn wijze van rijden niet bekommerd om mogelijke gevolgen voor andere verkeersdeelnemers, in het bijzonder het slachtoffer”, aldus de advocaat-generaal in haar requisitoir. Dat verdachte een fractie van een seconde voor de botsing kort heeft geremd doet wat het OM betreft niet af aan de voorwaardelijke opzet. Bovendien beschikte verdachte niet en nooit eerder over een rijbewijs. Wel heeft verdachte uitgebreide documentatie op het gebied van verkeerszaken, waaronder meerdere veroordelingen voor het rijden zonder rijbewijs en het veroorzaken van gevaar op de weg. Volgens het OM kunnen poging tot doodslag en het verlaten van de plaats van het ongeval wettig en overtuigend worden bewezen.

Het hof doet (naar verwachting) uitspraak op 29 oktober.