Eisen in hoger beroep: acht en negen jaar voor medeplichtigheid aan moord Willem Endstra

Het Openbaar Ministerie (OM) eist in hoger beroep gevangenisstraffen van acht en negen jaar tegen drie mannen. Zij worden verdacht van medeplichtigheid aan de moord op vastgoedhandelaar Willem Endstra en het beschieten van een collega, in Amsterdam (2004).

Op 17 mei 2004 wordt Endstra op klaarlichte dag doodgeschoten vlakbij zijn kantoor in Amsterdam-Zuid. De collega die op dat moment met Endstra meeloopt naar diens auto wordt in zijn been geschoten. Endstra sterft korte tijd later aan zijn verwondingen. Volgens het OM is er een keten van betrokkenen bij de aanslag. De advocaat-generaal benoemde vandaag in het requisitoir dat het begin van de keten Willem Holleeder is, als opdrachtgever. Het einde van de keten is de vermeende schutter, de Rus Natik A. Holleeder werd in 2022 in hoger beroep veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor onder meer het uitlokken van de moord op Endstra. A. is overleden voordat zijn zaak inhoudelijk voor de rechter kon worden gebracht.

Anderhalve week na de aanslag werd, vlakbij het kantoor van Endstra, een gestolen rode bestelbus aangetroffen. In de bus werd, naast sporen van A., een parkeerkaartje aangetroffen dat gekocht was op de ochtend van de moord. Op het kaartje zat een vingerafdruk van een van de drie verdachten. Op de bestuurdersstoel werd een haar met dna-materiaal van diezelfde verdachte aangetroffen.

Enkele maanden na de moord werd een, eveneens gestolen, blauwe Alfa Romeo in Amsterdam aangetroffen met daarin het moordwapen en de jas van A.. Het dna van A. werd ook aangetroffen op hulzen die op de plaats delict zijn gevonden. Volgens het OM staat buiten redelijke twijfel dat A. de schutter is geweest.

Medeplichtig

De drie mannen die in hoger beroep terecht staan, maken in de visie van het OM deel uit van het middenstuk van de keten. Hun wordt medeplichtigheid aan de aanslag verweten, omdat zij volgens het OM behulpzaam zijn geweest bij de voorbereiding en uitvoering daarvan. De rechtbank sprak hen eerder vrij omdat onvoldoende vastgesteld kon worden wat zij op de ochtend van de moord zouden hebben gedaan. Het OM ging in hoger beroep.

De drie verdachten hebben volgens het OM in de maanden voorafgaand aan de aanslag handelingen verricht die hen medeplichtig maken. Zo hebben zij onderdak verschaft aan A. na diens aankomst in Nederland. Ook haalden zij hem tientallen keren per auto op. Het OM meent dat de verdachten ook in relatie gebracht kunnen worden met de twee gestolen voertuigen.

Samenhang met andere moordzaken

In hoger beroep zijn nieuwe stukken opgevraagd, die onder meer zien op de samenhang tussen de moord op Endstra en de moorden op John Mieremet (2005, Thailand) en Hakki Yesilkagit (2006, Tilburg). De drie verdachten komen voor in het onderzoek naar de moord op Endstra, maar ook in een van de andere twee onderzoeken of in beide andere onderzoeken. Zo blijkt bijvoorbeeld dat een van de drie verdachten op het moment van de moord op Mieremet ook in Thailand verbleef, net als de eerdergenoemde A. Een dag na de moord vloog hij terug naar Nederland.

Het OM stelt dat de verbanden die tussen de drie moorden kunnen worden gelegd ondersteunend bewijs leveren voor de betrokkenheid van de drie verdachten bij de feiten op 17 mei 2004.

Koelbloedige aanslag

De moord op Endstra is een zaak die de gemoederen al 19 jaar bezighoudt. Uiteraard bij de nabestaanden van Endstra en bij zijn gewond geraakte collega. Maar ook bij politie, justitie, de samenleving en de media. Tijdens de zitting stond de advocaat-generaal dan ook stil bij de impact van de zaak. “Het was een schokkende gebeurtenis. De aanslag is professioneel voorbereid en uitgevoerd: met gebruikmaking van gestolen auto’s, door een moordenaar uit Rusland, koelbloedig. Het feit werd gepleegd op klaarlichte dag, op een drukke weg, op een moment dat er veel mensen op straat waren. Dat alles heeft de dader er niet van weerhouden de aanslag te plegen.”

“Het slachtoffer dat de aanslag overleefde heeft vlak voor zijn ogen een moord gepleegd zien worden op een man met wie hij seconden daarvoor nog aan het praten was. Dat heeft een onuitwisbare indruk bij hem achtergelaten. Hij heeft bovendien een tijd moeten leven met de vrees dat men het ook op hém had voorzien; pas toen meer duidelijk werd over de achtergrond van de aanslag verdween die vrees naar de achtergrond. Aan de familie Endstra en anderen die hem dierbaar waren, is onherstelbaar leed toegebracht.”