OM wil dat invrijheidstelling Volkert van der G. voor een jaar wordt herroepen

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vandaag bij de rechtbank Amsterdam gevorderd dat de invrijheidstelling van Volkert van der G. voor een jaar wordt herroepen. Aanleiding hiervoor is dat het OM vindt dat Van der G. een van de voorwaarden bij zijn invrijheidstelling heeft overtreden. Dit betreft de meldplicht bij de reclassering en de daarbij horende verplichting mee te werken aan het reclasseringstoezicht.

In de kern gaat het bij een vordering herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling om overtreding van een of meer voorwaarden waarvan het OM oordeelt dat deze overtreding zo ernstig is dat deze moet leiden tot een terugkeer naar de gevangenis.

In de visie van het OM heeft Van der G. ontoereikend en niet constructief meegewerkt aan de invulling van de meldplicht bij de reclassering. Van der G. heeft eerder in een civiel geding de bijzondere voorwaarde van de meldplicht aangevochten, zonder succes. In twee instanties, rechtbank en hof, is bepaald dat hij actief moet meewerken aan de meldplicht en het toezicht door de reclassering en in dat kader vragen van de reclassering moet beantwoorden. Het OM ziet bij Van der G. echter een patroon van het te algemeen, te summier en onvoldoende beantwoorden van een vraag, van het geven van standaardantwoorden, van het betwisten van de relevantie van vragen en van het uitlokken van discussies die de aandacht van de inhoud van het toezicht afleiden. Van der G. belet hierdoor de reclassering inzicht te krijgen in zijn persoon en hij ontneemt de reclassering en het OM, en daarmee de maatschappij, de mogelijkheid in te schatten of er in de toekomst een kans op herhaling is.

Het OM vordert een gedeeltelijke herroeping van een jaar om te bewerkstelligen dat ook na de herroeping de mogelijkheid blijft bestaan hem te begeleiden in zijn v.i.-periode. De v.i.-periode bedraagt nog ruim drie jaar. De duur van een jaar is gebaseerd op de ernst van de overtreding en de consequenties die deze periode zal hebben voor Van der G.. Door een substantiële periode van herroeping te vragen wil het OM bereiken dat Van der G. de meldplicht gaat naleven en het voor het reclasseringstoezicht vereiste inzicht zal geven nadat hij na de herroepingsperiode weer op vrije voeten komt.

Het Gerechtshof in Amsterdam veroordeelde Van der G. op 18 juli 2003 tot achttien jaar cel voor de moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002. Van der G. werd op 2 mei 2014, na het uitzitten van twee derde van de opgelegde straf van achttien jaar, in vrijheid gesteld met een aantal voorwaarden. Naast de (standaard) algemene voorwaarde dat hij geen nieuwe strafbare feiten mag plegen tijdens zijn proeftijd geldt ook een aantal bijzondere voorwaarden. Dit zijn een contactverbod met de nabestaanden en een slachtoffer, een mediaverbod en een meldplicht bij en toezicht door de reclassering. Daarnaast moet hij meewerken aan evaluatiegesprekken met het OM.