Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege (2020A011)

Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege (2020A011)
Rechtskarakter

Aanwijzing i.d.z.v. art. 130 lid 6 Wet RO

Van College van procureurs-generaal
Aan Hoofden van de OM-onderdelen
Registratienummer   2020A011
Datum inwerkingtreding 01-03-2021
Publicatie in Stcrt. 2020, 62565
Vervallen Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege (2016A008)
Publicatie in Stcrt.

Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging (2020A007)

Wetsbepalingen

Artt. 37a t/m 38e, 38j Sr, artt. 359 lid 7 en 509h, 509i bis, 6:1:8, 6:1:19, 6:2:17, 6:2:18, 6:3:14, 6:3:15, 6:6:1 t/m 6:6:7, 6:6:10 t/m 6:6:13, 6:6:15 t/m 6:6:21 Sv

SAMENVATTING

Deze aanwijzing geeft regels voor het vorderen van een maatregel tot terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden en een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging en voor de executie van de tbs met voorwaarden en de voorwaardelijke beëindiging.

ACHTERGROND

De tbs is primair een beveiligingsmaatregel en kent twee vormen: de tbs met bevel tot verpleging van overheidswege en de – minder ingrijpende – tbs met voorwaarden. De maatregel tbs kan worden gevorderd bij een verdachte bij wie tijdens het begaan van een strafbaar feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts moet er sprake zijn van een ernstig misdrijf (gevangenisstraf van vier jaar of meer of enkele specifiek benoemde delicten) en een gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen (art. 37a Sr). De wet noch de jurisprudentie stelt als eis dat er sprake moet zijn van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De tbs kan dan ook worden gevorderd zowel bij toerekeningsvatbaren, als bij verminderd toerekeningsvatbaren, als bij volledig ontoerekeningsvatbaren. De tbs kan worden gecombineerd met een tijdelijke gevangenisstraf, behalve wanneer sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Dan is er geen ruimte om naast de maatregel tbs een gevangenisstraf te vorderen.

Tbs met bevel tot verpleging

Bepalend voor de keuze voor het vorderen van een tbs met verpleging zijn de ernst van het indexdelict [1] en de mate van het recidivegevaar. Indien het recidivegevaar onvoldoende afgewend kan worden met behulp van voorwaarden, zal gekozen moeten worden voor een tbs met verpleging. Dat is eveneens het geval wanneer betrokkene zich niet bereid toont tot medewerking aan de voorwaarden of niet in staat is (bij voorbeeld vanuit de geconstateerde stoornis) om aan de voorwaarden te voldoen. De tbs met verpleging is een vorm van vrijheidsbeneming. Binnen het kader van beveiliging en behandeling wordt onder andere door middel van (gecontroleerde) verloven in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) gewerkt aan een uiteindelijk veilig en verantwoord verblijf buiten het FPC. De Minister van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de verpleging.

De tbs met verpleging duurt maximaal vier jaar tenzij de tbs is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (art. 38e lid 1 Sr). In dat geval is sprake is van een ongemaximeerde tbs.

Tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging

Een tbs met voorwaarden is aan de orde als het recidivegevaar naar verwachting afdoende afgewend kan worden door het stellen van voorwaarden die zien op het gedrag van de terbeschikkinggestelde. Hiervan kan sprake zijn bij personen die minder delictgevaarlijk zijn, enig ziektebesef tonen en gemotiveerd zijn voor een behandeling en een niet te ernstig misdrijf hebben begaan.

Een voorwaardelijke beëindiging is alleen mogelijk bij een tbs met verpleging en is aan de orde als de uit de psychische stoornis voortvloeiende delictgevaarlijkheid dusdanig is teruggebracht dat het verantwoord is de verpleging onder voorwaarden te beëindigen.

Het is noodzakelijk dat de tbs-gestelde zich bereid heeft verklaard tot medewerking aan de voorwaarden (parallel aan art. 38 lid 6 Sr).

Het OM is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden in verband met het nemen van vervolgbeslissingen (art. 6:3:14 Sv). Zowel bij de tbs met voorwaarden als bij de voorwaardelijke beëindiging speelt de reclassering een centrale rol bij het adviseren over en formuleren van te stellen voorwaarden. De reclassering houdt ook toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden (art. 68 t/m 71 Reglement verpleging terbeschikkinggestelden).

De tbs met voorwaarden kan, ongeacht het indexdelict, maximaal negen jaar duren (art. 38e lid 2 Sr). Dat geldt niet voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging die door de rechter is uitgesproken na 1 januari 2017. Deze is ongemaximeerd[2]. Dat betekent dat de voorwaardelijke beëindiging (ook na negen jaren) telkens weer verlengd kan worden door de rechter. Indien de tbs niet is opgelegd ter zake van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr, is de duur van de tbs met verpleging, na de omzetting of hervatting, gemaximeerd tot vier jaar (zie par. 3.3.)[3]

DE VORDERING

1. Het vorderen van een tbs met voorwaarden

Indien de officier van justitie of advocaat-generaal het voornemen heeft om tbs met voorwaarden te vorderen, geeft hij opdracht aan de reclassering om voor de zitting een voorstel te doen voor de op te leggen voorwaarden (maatregelrapportage). Een tbs met voorwaarden wordt in beginsel pas gevorderd wanneer er een maatregelrapportage van de reclassering beschikbaar is en de reclassering heeft aangegeven het toezicht te kunnen uitoefenen. Daarbij dient ook uit de maatregelrapportage naar voren te komen dat de verdachte zich bereid heeft verklaard tot medewerking aan die voorwaarden.

1.1 Dadelijke uitvoerbaarheid (artikel 38 lid 7 Sr)

Indien na oplegging van een (gevangenisstraf in combinatie met een) tbs met voorwaarden de voorlopige hechtenis direct wordt opgeheven of de verdachte zich niet (meer) in voorlopige hechtenis bevindt, ontstaat tot het moment dat de tbs met voorwaarden onherroepelijk wordt, een toezichtloze periode. Gelet op het gevaarscriterium dient daarom als uitgangspunt te gelden dat de officier van justitie of advocaat-generaal in alle gevallen de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden vordert. Wanneer de rechter die vordering inwilligt, gaat de tbs met voorwaarden in op het ogenblik waarop de verdachte ter tenuitvoerlegging van het bevel dadelijke uitvoerbaarheid wordt aangehouden dan wel op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.

1.2 Tbs met voorwaarden in combinatie met een gevangenisstraf langer dan drie jaar (artikel 38 lid 4 Sr en 6:6:19 lid 4 Sv)

Wanneer de officier van justitie of advocaat-generaal meer dan drie jaar gevangenisstraf (maximaal is vijf jaar mogelijk) vordert in combinatie met een tbs met voorwaarden, legt de rechter, indien die eis wordt gevolgd, in de uitspraak in ieder geval slechts de aard van de zorgverlening (ambulante behandeling, klinische opname of bijvoorbeeld opname in een instelling voor begeleid wonen) vast.

Indien in de uitspraak is volstaan met enkel het vastleggen van de aard van de zorgverlening dient de officier van justitie voorafgaand aan de aanvang van de tbs met voorwaarden een vordering tot wijziging van de voorwaarden in bij de rechtbank.

1.3 Tbs met voorwaarden en motivering ex artikel 359 lid 7 Sv

Wanneer de officier van justitie of advocaat-generaal een tbs met voorwaarden vordert, is het wenselijk dat de rechter expliciet verzocht wordt om een motivering ex art. 359 lid 7 Sv op te nemen in het vonnis of arrest. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat met het oog op een mogelijke, in art. 38c Sr voorziene, omzetting van tbs zonder bevel tot verpleging van overheidswege in tbs met zo’n bevel en vervolgens de verlenging daarvan, in het geval dat tbs met voorwaarden is opgelegd, een motiveringsvoorschrift ex art. 359 lid 7 Sv geldt [4]. Indien de tbs wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen kan de tbs na omzetting in een tbs met verpleging de duur van vier jaar overschrijden, ongeacht de voorafgaande duur van de tbs met voorwaarden.

Indien de motivering ex art. 359 lid 7 Sv toch ontbreekt in het vonnis of arrest van oplegging, bestaat er voor de verlengingsrechter ruimte om vast te stellen of de tbs al dan niet is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.[5]

2. Het vorderen van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege

Wanneer de officier van justitie of advocaat-generaal (op basis van de verlengingsadviezen als bedoeld in artikel 6:6:12 lid 1 Sv) het voornemen heeft om de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging te vorderen, geeft de officier van justitie of advocaat-generaal, zo mogelijk voorafgaand aan de zitting, evenzo opdracht aan de reclassering rapport uit te brengen waarin de te stellen voorwaarden worden geformuleerd (maatregelrapportage). Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging wordt in beginsel pas gevorderd indien er een maatregelrapportage van de reclassering beschikbaar is en de reclassering heeft aangegeven het toezicht te kunnen uitoefenen. Als de reclassering van oordeel is dat geen invulling gegeven kan worden aan de voorwaardelijke beëindiging vermeldt zij dit in een met redenen omkleed rapport.

TENUITVOERLEGGING

3. De tenuitvoerlegging van de tbs met voorwaarden en de tbs waarvan de verpleging voorwaardelijk beëindigd is

De tbs met voorwaarden vangt aan, daargelaten de gevallen waarin de dadelijke uitvoerbaarheid is bevolen, zodra het vonnis of arrest onherroepelijk is (art. 38d lid 1 Sr). Wanneer naast de tbs met voorwaarden ook een gevangenisstraf is opgelegd, vangt de tbs in beginsel aan op de v.i.-datum dan wel, wanneer geen sprake is van v.i., op de datum waarop de gevangenisstraf eindigt. De voorwaardelijke beëindiging vangt aan nadat de beslissing daartoe onherroepelijk is geworden. Van deze beslissing wordt een kennisgeving aan de tbs-gestelde gezonden.

3.1 Toezicht op de naleving van de voorwaarden

Het toezicht op de naleving van de voorwaarden van zowel de tbs met voorwaarden als de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging geschiedt primair door de reclassering. Het OM is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van voorwaarden in verband met het nemen van vervolgbeslissingen.

De reclassering informeert de Minister en de officier van justitie periodiek over de voortgang (art. 69 Rvt). Het ligt op de weg van de Minister om de voortgang te bewaken. De reclassering brengt de officier van justitie voorts zo spoedig mogelijk op de hoogte van een overtreding van de voorwaarden of een dreigende ontsporing.

3.2 Toezicht op de naleving van de voorwaarden in het buitenland

Indien de tbs-gestelde tijdens de tbs met voorwaarden of voorwaardelijke beëindiging een (incidenteel) bezoek wil brengen aan het buitenland, beslist de reclassering hoe en op welke wijze dit zich verhoudt tot de geldende voorwaarde(n). De reclassering kan de officier van justitie in bijzondere gevallen daarover om advies vragen. Omdat de mogelijkheden tot toezicht op de naleving van de voorwaarden in het buitenland beperkt (zo niet onmogelijk) zijn, adviseert de officier van justitie in beginsel negatief.

3.3 Niet-naleving van de gestelde voorwaarden

Bij niet naleving van de voorwaarden of een dreigende ontsporing beslist de reclassering dat een vervolgbeslissing van de officier van justitie nodig is. De reclassering beoordeelt welke reactie passend en geboden is en doet de officier van justitie zo spoedig mogelijk een voorstel. De volgende vorderingen kunnen door de officier van justitie worden ingediend:

  • een vordering tot wijziging van de voorwaarden (art. 6:6:10 lid 1 onder f Sv)
  • een vordering tot tijdelijke crisisopname (art. 6:6:10a Sv)
  • een vordering tot alsnog verpleging (art. 6:6:10 lid 1 onder e Sv)
  • een vordering tot hervatting van de verpleging (art. 6:6:10 lid 1 onder d Sv).

De omstandigheden van het geval bepalen welke vordering het meest geëigend is. In sommige gevallen kan worden volstaan met een wijziging van de voorwaarden of de hulp en steun verlenende instelling. Daarmee kan ook voorkomen worden dat zwaardere middelen als een crisisopname of omzetting worden toegepast.

Een tijdelijke crisisopname ex art. 6:6:10a Sv (van maximaal zeven weken, die eenmaal met maximaal zeven weken kan worden verlengd, art. 6:6:10a lid 2 Sv) is bedoeld om een stabilisatie van de problematiek van de tbs-gestelde te bereiken. De tijdelijke crisisopname is mogelijk zonder de bereidverklaring van betrokkene en wordt in beginsel alleen gevorderd als de verwachting bestaat dat de tbs-gestelde door die crisisopname weer zal kunnen terugkeren in het oorspronkelijke regime van de reeds opgelegde voorwaarden.

In het uiterste geval kan de officier van justitie ervoor kiezen een vordering tot alsnog verpleging dan wel tot hervatting van de verpleging in te dienen. Een vordering tot alsnog verpleging of hervatting van de verpleging dient in alle gevallen gepaard te gaan met de aanhouding van de tbs-gestelde (op grond van art. 6:3:15 Sv) en een vordering tot voorlopige verpleging respectievelijk een vordering tot voorlopige hervatting van de verpleging (art. 6:6:11 lid 6 Sv). Een tbs met voorwaarden kan, ongeacht het indexdelict, maximaal negen jaar duren. Een voorwaardelijke beëindiging uitgesproken na 1 januari 2017 is niet aan een maximale termijn gebonden. De hierboven bedoelde vorderingen kunnen op elk moment gedurende de tbs met voorwaarden of de voorwaardelijk beëindigde verpleging van overheidswege worden ingediend. Bij de afweging met betrekking tot het indienen van een vordering tot alsnog verpleging dan wel tot hervatting van de verpleging is het onder andere van belang te bekijken of de tbs is opgelegd ter zake van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr. Indien dat niet het geval is, is de duur van de tbs met verpleging, na de omzetting, immers gemaximeerd tot vier jaar. Bij een vordering tot hervatting van de verpleging dient bovendien rekening gehouden te worden met de duur van de verpleging en de duur van de voorwaardelijk beëindigde verpleging. De totale duur van de tbs met verpleging, ook in de situatie dat deze voorwaardelijk beëindigd is, mag dan immers de periode van vier jaar niet overschrijden.[6]

3.4 Nieuw strafbaar feit

Indien de tbs-gestelde tijdens de looptijd van de maatregel verdacht wordt van het plegen van een strafbaar feit kan de officier van justitie of advocaat-generaal opnieuw de maatregel tbs vorderen. Als de rechter vervolgens opnieuw de tbs-maatregel oplegt, vervangt deze ‘nieuwe’ tbs de lopende tbs, ongeacht de modaliteit (art. 6:2:17 lid 3 Sv). Bepalend voor de keuze van de officier van justitie of advocaat-generaal om opnieuw de maatregel tbs te vorderen kan zijn de aard en de ernst van het delict en/of het daarmee samenhangende recidivegevaar voor dit nieuwe delict, de belangen van de slachtoffers en de looptijd van de huidige maatregel. Deze factoren zijn namelijk van belang voor de beoordeling van de proportionaliteit door de verlengingsrechter. Ook wordt over het algemeen de behandeling in de kliniek afgestemd op het indexdelict.

OVERGANGSRECHT

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben onmiddellijke gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

[1] Het delict ter zake waarvan de tbs-maatregel is opgelegd.

[2] Artikel 38j lid 2 Sr is met ingang van 1 januari 2017 gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (Stb. 2015, 460). Een voorwaardelijke beëindiging die is uitgesproken vóór 1 januari 2017 is in duur beperkt tot negen jaren.

[3] HR 18 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:282).

[4] Zie Hoge Raad 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:116, ECLI:NL:HR:2018:116Hof Arnhem-Leeuwarden 17 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4678 en 7 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5395

[5] Zie Hoge Raad 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8434.

[6] HR 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:282