Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen (2025R007)

Publicatiegegevens
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 6 Wet RO
Van: College van procureurs-generaal
Aan: hoofden van de OM-onderdelen
Registratienr.: 2025R007
Datum inwerkingtreding: 1-12-2025
Vervallen:

Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen (2023R012)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen
Relevante wetgeving: Art. 4 en art. 108 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)

1. Beschrijving

Deze richtlijn gaat over de aansprakelijkheid van de vervoerder met betrekking tot de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen zoals strafbaar gesteld in artikel 4, eerste tot en met derde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in combinatie met artikel 108, tweede lid, Vw. Deze feiten zijn overtredingen.

2. Kader voor vervolging artikel 4 Vreemdelingenwet 2000

De vervoerder

Degene die, al dan niet bedrijfsmatig, met behulp van (lucht)vaartuigen vreemdelingen naar een Nederlandse buitengrenscontrolepost vervoert of pleegt te vervoeren, dient te worden beschouwd als vervoerder. Ook diegene die zoiets eenmalig doet, kan gelden als vervoerder, ongeacht of het (lucht)vaartuig uit winstbejag wordt gebezigd, uit hoofde van enig beroep of als gewoonte. In de regel komt de kwaliteit ‘vervoerder’ toe aan een onderneming, zoals een luchtvaartmaatschappij of een rederij. Veelal zal de vervoerder derhalve een rechtspersoon in de zin van artikel 51 Sr zijn. Soms zal personeel van de onderneming, met name leidinggevend personeel, als opdrachtgever of feitelijk leidinggevende ingevolge artikel 51, tweede lid, aanhef, onder 2e, Sr, (mede) als vervoerder kunnen worden beschouwd.

Van ‘tussenkomst’ is sprake wanneer door toedoen van de vervoerder de vreemdeling naar de Nederlandse buitengrenscontrolepost wordt gebracht. Niet noodzakelijk is dat de vervoerder de vreemdeling ononderbroken naar Nederland brengt, noch dat de vervoerder die vreemdeling als laatste vervoerde. Het is voldoende om vast te stellen dat de vreemdeling zonder tussenkomst van de vervoerder hier niet had kunnen arriveren of verkeren. Ook het brengen naar een transitplaats of tussenstation wordt derhalve als tussenkomst aangemerkt.

De zorgplicht

De precieze inhoud van de zorgplicht, het nemen van de ‘nodige maatregelen’ en het uitoefenen van het ‘redelijk te vorderen toezicht’ is niet in het algemeen aan te geven. Deze is afhankelijk van de ervaringsregels met betrekking tot de risico’s van de desbetreffende lijn. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is in hoofdstuk A1/9 de zorgplicht van vervoerder nader uitgewerkt. Hier is opgenomen dat voor de vaststelling of een document geldig is voor grensoverschrijding een vervoerder zodanige maatregelen moet treffen dat zijn personeel, waaronder ook wordt begrepen het personeel dat onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde formaliteiten verricht, dusdanig wordt geïnstrueerd dat controle van reisdocumenten plaatsvindt bij het inchecken en bij vertrek naar Nederland. Deze controle houdt minimaal het volgende in: controle op de geldigheid van het aangeboden reisdocument en, indien nodig, de aanwezigheid van een geldig visum (voor zowel Nederland als voor het land van uiteindelijke bestemming); controle op valsheid en vervalsing mede aan de hand van de bekende algemene vervalsingskenmerken; controle of degene die het reisdocument aanbiedt de in het document beschreven rechtmatige houder is; het overleggen van de passagierslijst.

Het delict is voltooid indien de hier bedoelde vervoerder zijn zorgplicht heeft veronachtzaamd. Een daadwerkelijke inreis van een niet of onjuist gedocumenteerde vreemdeling door tussenkomst van de vervoerder is daarvoor niet noodzakelijk.

Daderschap en strafuitsluiting

Met de vaststelling dat er sprake is van een vervoerder en dat deze zijn zorgplicht heeft nagelaten, dan wel het afschrift niet heeft kunnen overhandigen, staat het daderschap vast. Ter bevrijding van zijn aansprakelijkheid zal de vervoerder het bestaan van een strafuitsluitingsgrond aannemelijk moeten maken.

Jurisdictie

De zorgplicht

Indien de vervoerder zijn zorgplicht nalaat, zal de plaats waar hij het delict begaat veelal in het buitenland zijn gelegen. De tenlastelegging dient deze plaats te vermelden. Ingevolge artikel 4, vijfde lid, Vw bestaat op grond van het nationaal beschermingsbeginsel extraterritoriale rechtsmacht ten aanzien van de overtredingen van artikel 4, eerste, tweede en derde lid. Vestiging van jurisdictie kan verder als volgt geschieden:

1. Aan de hand van de vestigingsplaats van de rechtspersoon:

a. de statutaire plaats van vestiging van de rechtspersoon, of

b. de feitelijke plaats van (neven)vestiging van de rechtspersoon, bijvoorbeeld een kantoor op Schiphol;
 

2. Indien de vervolging zich (tevens) via artikel 51, tweede lid, aanhef, onder 2e Sr, richt tegen degenen die tot nalatigheid opdracht gegeven hebben of daartoe feitelijk leiding hebben gegeven: de plaats waar dezen zich op dat moment bevonden;
 

3. Aan de hand van de plaats waar het ongewenste gevolg (de aankomst van de niet of onjuist gedocumenteerde vreemdeling) zich heeft geopenbaard.

De afschriftplicht

Wanneer de vervoerder, die daartoe verplicht was, heeft nagelaten een afschrift te nemen van de reisdocumenten, wordt de jurisdictie bepaald door de plaats waar het gevolg, zijnde het niet kunnen overleggen van dat afschrift, wordt geconstateerd.

3. Strafvorderingsbeleid

In alle gevallen waarin wordt vermoed dat een vervoerder als gevolg van het nalaten van de zorg- of afschriftplicht een niet of onjuist gedocumenteerde vreemdeling binnen Nederland heeft gebracht, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt. Er wordt proces-verbaal opgemaakt voor iedere afzonderlijke vreemdeling: een zogenoemde‘inadmissable’. Alle processen-verbaal worden doorgezonden aan het openbaar ministerie. Voor het opleggen van een sanctie is het niet relevant of de zorgplicht dan wel de afschriftplicht is nagelaten.

Uitgangspunt is dat voor elke overtreding een OM-strafbeschikking wordt uitgevaardigd. Voor iedere inadmissable wordt afzonderlijk gesanctioneerd. De hoogte van de geldboete wordt ingegeven door de ernst van het feit, met name het ongewenste gevolg van het inreizen van zogenaamde technisch onuitzetbare vreemdelingen en de daarmee gepaard gaande kosten, voortvloeiend uit het niet kunnen effectueren van de civiele terugnameclaim (artikel 65 Vw) en de noodzaak tot het behandelen van wellicht bij voorbaat kansloze asielaanvragen. Bij de hoogte van de richtlijn is als uitgangspunt genomen dat overtreding van artikel 4 Vw 2000 in de regel gepleegd wordt door een rechtspersoon.

Overtreding van art. 4, lid 1 t/m 3 Vreemdelingenwet 2000

First offender

1x recidive

Meermalen recidive

Per inadmissable

Geldboete € 4200

Geldboete € 6000

Geldboete € 8000

Bijzonderheden:

Bij zeer verwijtbare overtredingen dan wel veelvuldige overtreding dagvaarden en ter zitting een aanzienlijk hogere boete eisen.

Indien er in één vlucht/vaart sprake is van meerdere overtredingen waarbij voor iedere afzonderlijke vreemdeling (inadmissable) proces-verbaal is opgemaakt, kan worden overwogen om de totale geldboete te verlagen tot maximaal 50% indien er geen sprake is van recidive dan wel er omstandigheden zijn die de verwijtbaarheid verminderen.