Beslissing OM n.a.v. RTE oordeel 2021-142

Samenvatting

In deze zaak ging het om de uitvoering van euthanasie bij een bejaarde patiënt die leed aan T-cel lymfoom, een zeldzame en agressieve vorm van witte-bloedcelkanker. De patiënt werd aanvankelijk voor zijn ziekte behandeld, maar bij de laatste controle (ongeveer twee jaar voor het overlijden) bleken er geen curatieve opties meer te zijn. Ondanks de beperkte levensverwachting, leefde de patiënt nog een aantal jaar zonder dat hij ondraaglijk leed. Dit veranderde toen hij als gevolg van zijn ziekte zodanig lichamelijk was verzwakt, dat hij bedlegerig was geworden en volledig zorgafhankelijk. In die situatie vroeg hij zijn huisarts om euthanasie. De arts stemde hiermee in omdat hij ervan overtuigd was dat de patiënt, die altijd zelfstandig was geweest, uitzichtloos en ondraaglijk leed. Overeenkomstig de wettelijke eisen, schakelde de arts een consulent in (in dit geval een SCEN-arts). Deze consulent bleek echter ook ingeschreven te staan als patiënt in de praktijk van de euthanaserend arts. Omdat daarmee een schijn van afhankelijkheid bestond, kwam de RTE tot de conclusie dat niet was voldaan aan de eis van artikel 1 lid 1 onder E van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (de Wtl). Die norm eist dat een arts alvorens euthanasie uit te voeren tenminste één onafhankelijke andere arts als consulent raadpleegt. De arts en consulent hadden zich beiden niet gerealiseerd dat door hun arts-patiëntrelatie er een schijn van belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan. De arts gaf aan zich onafhankelijk te hebben gevoeld ten aanzien van de consulent en dat de schijn van niet-onafhankelijkheid niet in de weg heeft gestaan aan een kritische beoordeling.

Oordeel RTE (2021-142)

In haar oordeel wijst de RTE op de EuthanasieCode 2018 waarin staat dat bij een onafhankelijke consultatie ook de schijn van afhankelijkheid moet worden vermeden. Om die reden mogen niet alle artsen een consultatie uitvoeren. Zo komen artsen die in een (al dan niet financiële) afhankelijkheidsrelatie staan tot de euthanaserend arts, niet in aanmerking om op te treden als consulent. Omdat in dit geval de consulent ook stond ingeschreven als patiënt in de praktijk van de euthanaserend arts, was de schijn van afhankelijkheid niet vermeden. De RTE kwam dan ook tot de conclusie dat niet was voldaan aan artikel 2 lid 1 onder E Wtl. Aan de andere eisen van een zorgvuldige euthanasie was volgens de RTE wel voldaan. 

Beoordeling Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat de RTE terecht tot het oordeel ‘niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen’ is gekomen. In het begin december 2021 gepubliceerde standpunt van de KNMG (de professionele standaard) staat vermeld dat alleen al de schijn van een gebrek aan onafhankelijkheid moet worden vermeden. Zoals volgt uit het oordeel van de RTE was dit uitgangspunt ook opgenomen in de destijds geldende EuthanasieCode 2018. Daarbij is het bestaan van een arts-patiëntrelatie tussen arts en consulent als voorbeeld gegeven. Gelet hierop meent het Openbaar Ministerie dat de arts een norm heeft overtreden. Desondanks meent het Openbaar Ministerie dat strafrechtelijk ingrijpen achterwege kan blijven. In dit geval is namelijk geen sprake van een schending van de eisen die volgens de beleidsregel van het Openbaar Ministerie (de OM-aanwijzing euthanasie) zijn aan te merken als een substantiële zorgvuldigheidsnorm. Dit zijn de normen die zijn vastgelegd in artikel 2 lid 1 onder A en B Wtl (te weten de eis dat sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt). Wanneer die normen zijn geschonden, ligt vervolging in de rede. In het onderhavige geval was uitsluitend sprake van een niet-onafhankelijke consultatie. Vervolging zou dan alleen zijn aangewezen indien deze schending van invloed zou zijn geweest op de hiervoor genoemde substantiële normen. Daarvan was in de onderhavige zaak echter geen sprake. Daarnaast is van belang dat de arts zich toetsbaar heeft opgesteld en heeft aangegeven in een toekomstige, vergelijkbare, situatie anders te zullen handelen.

Beslissing

Het College heeft de zaak onvoorwaardelijk geseponeerd