Beslissing OM n.a.v. oordeel 2021/LZA2/02

Samenvatting In deze zaak werd de vrouw door een regionaal ziekenhuis doorverwezen naar een academisch ziekenhuis vanwege zwangerschapsdiabetes.

Bij de foetus werd aanvankelijk een beeld passend geacht bij achondroplasie vastgesteld. Achondroplasie is een erfelijke aandoening die leidt tot een groeistoornis. Na nader aanvullend genetisch onderzoek werd de diagnose Rhizmele Chondrodysplasia Punctata (RCDP) type 1 vastgesteld. Het gaat hier om een ernstige erfelijke stofwisselingsziekte die leidt tot ernstige groeiachterstand. De meerderheid van kinderen die lijden aan deze ziekte overlijdt voor het tiende levensjaar. De deskundigen voorspelden dat er sprake zou zijn van een ernstige groeistoornis met wervelkolomafwijkingen waarbij ook sprake zou zijn van contracturen (dwangstand van ledematen). Daarnaast werd voorspeld dat het kind zou komen te lijden aan staar in beiden ogen en en terugkerende ademhalingsproblemen. Ook zou sprake zijn vaneen ernstige achterstandsontwikkeling en een vergrote kans op epilepsie. De prognose was derhalve zeer somber.

Nadat de ouders waren voorgelicht over deze diagnose en prognose verzochten zij de arts om over te gaan tot beëindiging van de zwangerschap. De casus werd in het kader van een second opinion besproken in een MDO van een ander academisch ziekenhuis. Daar werd de eerder gestelde diagnose bevestigd. Bij de daar geraadpleegde deskundigen bestond consensus over de diagnose, en de prognose. Zij konden daarom ook achter het verzoek tot late zwangerschapsafbreking staan. Ook binnen het MDO in het behandelend ziekenhuis bestond algehele consensus over de diagnose, prognose en het honoreren van het verzoek van de ouders tot afbreking van de zwangerschap. Dit leidde ertoe dat bij een zwangerschapsduur van ruim 30 weken foeticide werd toegepast.

Oordeel Beoordelingscommissie LZA/LP

De Beoordelingscommissie overwoog dat dat sprake was van een late zwangerschapsafbreking in categorie 2 en de arts zorgvuldig heeft gehandeld.

De Beoordelingscommissie overwoog dat de door de arts gestelde diagnose in onderzoeken zijn bevestigd. Er bestond geen redelijke twijfel over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. De arts heeft daardoor tot de overtuiging kunnen komen dat bij het kind sprake zou zijn van te voorzien uitzichtloos lijden, zoals hierboven beschreven. De kans was groot dat het kind voor het tiende levensjaar zou komen te overlijden en tijdens haar leven nauwelijks tot communicatie in staat zou zijn.

Voorts constateerde de Beoordelingscommissie dat de ouders door de arts volledig op de hoogte waren gebracht en uitgebreid waren voorgelicht over de gestelde diagnose en prognose. De arts was met de ouders tot de conclusie gekomen dat er geen redelijke andere oplossing was voor de situatie waarin de ongeborene zich bevond. De ouders hadden uitdrukkelijk verzocht om beëindiging van de zwangerschap vanwege de gestelde diagnose en prognose.

De Beoordelingscommissie overwoog dat het verzoek tot afbreking van de zwangerschap tweemaal is besproken in een multidisciplinair overlegteam, één van deze overleggen vond in het kader van een second opinion plaats in een ziekenhuis buiten de eigen regio. In beide multidisciplinaire overlegteams was er consensus over de diagnose, prognose en steun voor het verzoek van de ouders.

Tenslotte constateerde de Beoordelingscommissie dat de afbreking van de zwangerschap medisch zorgvuldig was uitgevoerd.

Beoordeling Openbaar Ministerie

Het College is na bestudering van het oordeel en de onderliggende stukken van oordeel dat de arts geen strafrechtelijk verwijt valt te maken. Naar het oordeel van het College kon de arts in redelijkheid tot de overtuiging komen dat de ongeborene een aandoening of combinatie van aandoeningen had die van zodanig aard was, dat medisch ingrijpen naar heersend medisch inzicht zinloos zou zijn. Tevens constateert het College dat over de diagnose en daarop gebaseerde prognose geen redelijke twijfel bestond. De arts kon voorts, naar het oordeel van het College, tot de overtuiging komen dat bij de ongeborene sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden en de moeder uitdrukkelijk heeft verzocht om beëindiging van de zwangerschap vanwege haar lijden onder de situatie. Ook heeft de arts gehandeld conform de overige zorgvuldigheidseisen (het raadplegen van tenminste één andere onafhankelijke arts en de medisch zorgvuldige uitvoering). Beslissing Het College is van oordeel dat de arts een beroep kan doen op overmacht in de zin van noodtoestand. Naar oordeel van het College valt de arts geen strafrechtelijk verwijt te maken. Om die reden heeft het College de zaak onvoorwaardelijk geseponeerd.