‘Er moet wat gebeuren, de aanpak van milieucriminaliteit dreigt vast te lopen’

“De aanpak van milieucriminaliteit moet doeltreffender en afschrikwekkender,” zegt landelijk milieuofficier Rob de Rijck vandaag in een interview met de Opportuun . “Een jarenlang onderzoek met duizenden uren werk levert soms een straf op van enkele duizenden euro’s boete. Voor de meeste bedrijven een schijntje. Dat is frustrerend, ook voor de opsporing.” Dat  betekent dat het OM aan de bak moet. Maar daarmee alleen kom je er niet, aldus de Rijck: “Ook de bestuurlijke aanpak heeft meer urgentie nodig en er zou wat mij betreft ook gekeken moeten worden naar de organisatie van de opsporing, dat kan en moet slagvaardiger”

Milieucriminaliteit is alle criminaliteit die de fysieke wereld of de volksgezondheid in gevaar kan brengen. “Direct of indirect,” aldus De Rijck. “Je kan regels maken om de aarde te beschermen, maar als je niet investeert in handhaving worden regels onvoldoende nageleefd. Zeker als er grote winsten te behalen zijn. En als dat maar toeneemt, voelt degene die ze wel naleeft, zich een loser.” 

‘De markt de baas’

Uit een recent rapport van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) blijkt dat aanzienlijke knelpunten zitten in de aanpak van milieucriminaliteit in Nederland. “De titel van het rapport is ‘De markt de baas’. Dat zegt genoeg,” zegt Rob de Rijck: “Het CCV signaleert – behalve dat de bestuurlijke handhaving ook te wensen over laat- dat opsporing en vervolging te weinig slagvaardig zijn, dat onderzoeken te lang duren en de uiteindelijke sancties vaak niet afschrikwekkend zijn.”

‘Lage straffen’

Rechters straffen volgens De Rijck vaak laag in vergelijking met het voordeel dat overtreders verdienen. “Ik noem als voorbeeld een zaak met zes containers illegale gewasbeschermingsmiddelen. De rechter legde aan de leidinggevende een boete van 40.000 euro op. Dat, terwijl de inkoopprijs van de containers rond de 100.000 dollar per stuk is. Een schijntje, daarom is het OM in appel.”

‘Doeltreffend, evenredig, afschrikwekkend in WED’

Er zijn de afgelopen jaren een aantal voorbeelden van zaken waar wel afschrikwekkend gestraft is: Een transporteur uit Wintelre kreeg een jaar onvoorwaardelijk vanwege gesjoemel met mesttransporten. Een Chinese smokkelaar van neushoorn-horens is tot 1 jaar gevangenisstraf veroordeeld, juist op de dag dat de laatste mannelijke noordelijke witte neushoorn overleed. Een ondernemer uit Harderwijk is tot een gevangenisstraf van 30 maanden veroordeeld, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, vanwege de fraude met bio-tickets. “Veelal zaken waarin legale marktpartijen binnen de legale structuren forse misdrijven plegen, waarmee ze veel geld verdienen ten koste van de concurrent, de veiligheid van personen en de leefomgeving. Deze zaken lopen nu in hoger beroep.” 

Uit die zaken moet het OM lering trekken, aldus de Rijck: “Ik ben niet uit op zwaarder straffen op zichzelf, maar vind dat een straf in verhouding moet staan tot een overtreding. Dit legt de Europese Unie ons ook met zoveel woorden op: sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Ik beschouw die reeks van drie als de essentie van onze opdracht. Die reeks zou in de Wet op de Economische Delicten moeten worden opgenomen, voor de bepaling van de strafmaat.”

‘Kortere doorlooptijden strafzaken’

Het OM is aan de slag met de fundamentele vraag waar het strafrecht eigenlijk voor is. “Moeten we een zaak die met een bestuurlijke boete kan worden afgedaan, het strafrecht in trekken, met járen aan opsporing, vervolging en berechting? Het antwoord ligt in zo’n mestfraudezaak waar enkele jaren gevangenisstraf wordt opgelegd: daar is het strafrecht voor. En het moet hoe dan ook sneller.” Het OM is bezig om meer thematisch te gaan werken en het verkorten van de doorlooptijd van zaken heeft de hoogste prioriteit.

‘Opsporing versnipperd’

Volgens De Rijck moet niet alleen het OM aan de bak. “Er is urgentie geboden. Bij het OM, bij rechters, opsporingsdiensten, maar ook bij bestuurders en toezichthouders. Overal.” Er moet ook gekeken worden naar de opsporing, als het aan De Rijck ligt:  “Ik zou meer coherentie willen. Ik vind de opsporing erg versnipperd. Je hebt voor heterdaad-constateringen buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) bij landelijke inspecties en bij regionale organisaties zoals een omgevingsdienst, een waterschap of zelfs private organisaties zoals natuurmonumenten. Voor de recherchematige zaken heb je de bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en) van vooral de Inspectie Leefomgeving en Transport ILT en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NVWA. En daarnaast is er uiteraard de politie die zowel heterdaad-zaken doet als meer recherchematige opsporing.”

‘Er lekt opsporingscapaciteit voor milieu weg’

De Rijck ziet het gebeuren dat milieucapaciteit bij de politie structureel wordt ingezet voor grootschalige onderzoeken (tgo’s) of bijvoorbeeld het aanpakken van achterstanden in zedenzaken. “Ik moet eerlijk zijn: als ik generieke recherchechef was, is de kans groot dat ik hetzelfde zou doen. Maar vanuit milieu gezien, moet het gewoon niet gebeuren. Er is altijd iets dat dringender oogt. Maar het milieubelang verdient ook in de opsporing een krachtige stem.” Sturing van de politie vanuit een landelijke weeg- en stuurploeg, blijkt in de praktijk weerbarstig, aldus de Rijck.

‘Opsporing kan effectiever georganiseerd’

“Misschien moeten we, als we de opdracht gaan uitvoeren die de ministers nu op grond van het CCV-rapport hebben gegeven, gezamenlijk kijken of het voordelen biedt om meer voor een BOD-achtige vorm te kiezen. Kinderporno wordt aangepakt met een centraal gestuurd dedicated team, dat lijkt me voor milieu ook goed. Als je het stelsel helemaal opnieuw moest bouwen, zou je voor de recherchematige milieuzaken misschien zelfs kiezen voor twee grote BOD’en. Eén voor landbouw en voedselveiligheid en één voor industrie, transport en afval. Dan heb je een relatief overzichtelijk veld van recherche en het bijkomend voordeel is, dat er dan in omvang meer balans bestaat tussen de BOD’en. Maar dat is voor de politiek. Misschien iets voor het volgende kabinet om zich over te buigen?”