Vraag en antwoord
Het Openbaar Ministerie doet zijn uiterste best, zoals in elke strafzaak, om slachtoffers zo goed mogelijk te begeleiden. Deze zaak is uitzonderlijk, omdat er in één strafzaak zo veel slachtoffers zijn. Allemaal met een eigen verhaal. Het gaat onder meer om getroffen bewoners, nabestaanden, omwonenden en rechtspersonen.
Het Openbaar Ministerie heeft slachtoffercoördinatoren die slachtoffers individueel begeleiden bij strafzaken en vanuit de politie zijn familierechercheurs ingezet. Een officier van justitie is aangewezen om zich speciaal op deze begeleiding van slachtoffers te richten, naast twee officieren van justitie die het strafrechtelijk onderzoek leiden. Daarnaast adviseren we de slachtoffers om zich in het strafproces te laten bijstaan door een slachtofferadvocaat.
Voor de eerste pro-formazitting in maart 2025 ontvingen slachtoffers een brief waarin is uitgelegd hoe het proces verloopt. Ook werd een slachtofferbijeenkomst georganiseerd. In het najaar van 2025 voerde het Openbaar Ministerie gesprekken met nabestaanden en slachtoffers die daaraan behoefte hadden.
Naast het strafproces krijgen slachtoffers te maken met veel praktische problemen. De gemeente Den Haag helpt ze hierbij en zet sociaal casemanagers in om ze op individueel niveau te ondersteunen in het vinden van de juiste hulp.
Ja, slachtoffers kunnen zich voegen in het strafproces en een vordering tot schadevergoeding indienen. Het Openbaar Ministerie heeft slachtoffers geadviseerd daarvoor een advocaat in de arm te nemen, omdat goede begeleiding belangrijk is bij zulke complexe materie. Een vordering kan worden ingediend tot vlak voor de inhoudelijke zitting. Wanneer de rechtbank bij toewijzing ook de schadevergoedingsmaatregel oplegt, zorgt de Staat voor het verhalen van de schade op een veroordeelde. Slachtoffers hoeven zich daar dan niet zelf om te bekommeren, maar krijgen de schadevergoeding in dat geval bij wijze van voorschot uitbetaald door de Staat.
Er is een grote hoeveelheid brandstof gebruikt om uit te gieten over bruidsjurken en in het pand van de bruidsmodezaak. Het lijkt waarschijnlijk dat de benzinedampen na het aansteken hebben geleid tot de explosie. Voor de inhoudelijke zitting wordt een forensisch rapport opgeleverd, op zitting zal de oorzaak van de explosie verder worden besproken.
In de zomer van 2025 is door het Openbaar Ministerie een ‘Einddossier A’ verstrekt aan de rechtbank en de verdediging. Een aantal onderzoeken loopt nog: zo is voor twee verdachten opdracht gegeven tot een persoonlijkheidsonderzoek en worden begin volgend jaar de definitieve rapportages van het NFI en TNO verwacht. Aan de hand daarvan wordt een visualisatie gemaakt van de gebeurtenissen in de vroege ochtend van 7 december 2024. Wat het OM betreft is het onderzoek daarmee zo goed als afgerond.
Er is op dit moment nog geen datum bekend voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. In de tijdlijn staan de eerstvolgende pro-formazittingen vermeld. De rechtbank heeft aangegeven te koersen op een inhoudelijke behandeling van de strafzaak in het najaar van 2026.
In december 2024 werden een 33-jarige man uit Rotterdam, een 29-jarige man en een 23-jarige man uit Roosendaal en een 33-jarige man uit Oosterhout opgepakt.
Het initiatief lijkt te zijn uitgegaan van de 33-jarige verdachte uit Rotterdam. Hij is de ex-vriend van de eigenaresse van de bruidsmodezaak waartegen de aanslag was gericht. De andere verdachten zouden door hem zijn benaderd om te helpen bij de voorbereiding en uitvoering van de brandstichting en explosie.
Drie van de vier verdachten waren volgens het Openbaar Ministerie betrokken bij de explosie op 7 december 2024. Zij worden verdacht van moord dan wel doodslag op zes personen, de poging daartoe op de andere in het huizenblok aanwezige personen, brandstichting de dood ten gevolge hebbend, brandstichting in een auto en het op 1 december voorbereiden van brandstichting. Voor de vierde verdachte zien wij op dit moment geen betrokkenheid bij de daadwerkelijke aanslag op 7 december, we zien hem wel als betrokkene bij de voorbereidingen van 1 december.
Het motief is een van de vragen waarop het onderzoek zich richt. Duidelijk is dat de brandstichting was gericht tegen de ex-vriendin van de 33-jarige verdachte uit Rotterdam. Haar winkel en auto werden in brand gestoken. De 33-jarige verdachte heeft verklaard dat hij uit jaloezie haar pijn wilde doen door haar levenswerk – de winkel – te vernielen. Het dossier bevat ook verklaringen van de medeverdachten en andere onderzoeksbevindingen. Daarnaast doet de politie onderzoek naar een aangifte van de ex-vriendin van onder meer mishandeling en bedreiging. Dat zal bij een inhoudelijke behandeling van de strafzaak allemaal door de rechtbank met de verdachten worden besproken. Pas dan kun je écht een volledig oordeel vormen over een mogelijk motief.
Het Openbaar Ministerie heeft kennis genomen van berichten in de media, waarin verklaringen van verdachten worden aangehaald. Voor het Openbaar Ministerie past het niet daar nu op te reageren. Daarbij houden wij rekening met nabestaanden en slachtoffers, die door berichten in de media steeds onaangenaam werden verrast. Informatie die door het Openbaar Ministerie via persberichten is verstrekt, is steeds op voorhand met hen gedeeld. Als het onderzoek is afgerond kan de rechtbank de verdachten op zitting bevragen op hun verklaringen, onderbouwd met andere bewijsmiddelen of juist het ontbreken daarvan.
Twee van de verdachten (de mannen uit Roosendaal) zijn op zondag 1 december rond 2.15 uur aangehouden in Oosterhout. Zij werden door de politie gecontroleerd omdat ze zich opvallend ophielden in een busje op een parkeerterrein. In de laadbak van het busje trof de politie onder meer zwaar vuurwerk en jerrycans benzine aan. De spullen zijn in beslag genomen, net als het busje en de aangetroffen telefoons. Op dat moment is geoordeeld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen waren wat ze van plan waren. Na verhoor zijn de verdachten, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek aan de telefoons, heengezonden. De in beslag genomen spullen zijn niet teruggegeven. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat zij die avond al brand hadden willen stichten in de winkel aan de Tarwekamp en dat ze dit plan een week later, met nieuwe middelen, alsnog hebben uitgevoerd.
Op de pro-formazitting van 26 mei 2025 hebben de officieren van justitie aangegeven dat een dergelijk onderzoek lastig is. Een journalist kan zich immers beroepen op bronbescherming. Daarnaast is een grote groep mensen ambtshalve in het bezit van het dossier – bij de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtbank en de verdediging. De kring van personen die toegang hebben tot (delen van) het dossier is dusdanig groot dat een onderzoek naar het lekken van stukken, zonder gerichte aanwijzingen, niet haalbaar is.