In hoger beroep 4 jaar cel en TBS met dwang geëist voor poging doodslag op echtgenote Rotterdam

De advocaat-generaal (OM) in Den Haag heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van vier jaar en TBS met dwangverpleging geëist tegen een man uit Rotterdam. De man wordt ervan verdacht op 30 januari 2015 zijn toenmalige echtgenote op beestachtige wijze te hebben verwond met een mes in een poging haar van het leven te beroven. De vrouw werd bijna vijftig keer gestoken en overleefde de aanval ternauwernood.

Het OM stelt dat de verdachte zijn vrouw die dag heeft gevraagd terug te komen van het feestje waar zij zich op dat moment bevond. Bij thuiskomst van zijn partner zou de verdachte direct de toegang tot de woonkamer geblokkeerd hebben met de kinderwagen en zou hij zijn vrouw hebben geconfronteerd met zijn vermoeden van overspel. Daarop zou verdachte het slachtoffer hebben geslagen en op de grond hebben geduwd. In de visie van het OM had de verdachte op dat moment al een mes in handen en haalde daarmee uit naar het slachtoffer.

In hoger beroep draait het om de vraag of de verdachte TBS met voorwaarden kan worden opgelegd. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar en tbs met dwangverpleging. De rechtbank volgde met haar vonnis niet het advies van deskundigen van het Pieter Baan Centrum om TBS met voorwaarden op te leggen aan de verdachte. De verdachte stelde daarop hoger beroep in.

De maatregel TBS met voorwaarden kan worden opgelegd wanneer vaststaat dat de persoon aan wie de maatregel wordt opgelegd niet te gevaarlijk is, geen ernstig misdrijf heeft gepleegd en een betrouwbare bereidheid tot medewerking heeft vertoond. Wanneer er sprake is van herhalingsgevaar, een ziekelijke stoornis, gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en van een zwaar misdrijf moet de zwaardere maatregel van TBS met dwangverpleging worden opgelegd. In de visie van het OM blijken uit het dossier voldoende en klemmende redenen om vast te houden aan de TBS met dwangverpleging. Zo heeft verdachte niet voldoende meegewerkt en lijdt hij aan een complexe stoornis. Gelet op de bevindingen in het strafdossier concludeert de advocaat-generaal dat er nog veel werk zal moeten worden verricht voordat een terugkeer van verdachte in de maatschappij verantwoord is. Vanwege de complexiteit, de opstelling van verdachte en de gepleegde feiten zal een gedwongen behandeling noodzakelijk zijn.

De advocaat-generaal benadrukte op zitting de ernst van de feiten. “Het gaat om een zeer ernstig feit dat voor het slachtoffer zeer ernstige fysieke en psychische gevolgen heeft gehad en nog steeds heeft. Verdachte heeft er alles aan gedaan om haar om het leven te brengen maar dat is niet gelukt omdat zij het huis heeft weten te ontvluchten en omdat iemand zo vriendelijk was haar te helpen en haar met zijn auto naar het ziekenhuis te brengen. Vast staat dat het slachtoffer altijd de psychische en lichamelijke gevolgen zal blijven voelen en daarvan last zal ondervinden.”

Het hof doet uitspraak op 25 april 2017.