In hoger beroep 4 jaar cel geëist wegens poging uitreizen naar Syrië

De advocaat-generaal (OM) in Den Haag heeft maandag in hoger beroep een gevangenisstraf van vier jaar geëist waarvan een jaar voorwaardelijk tegen een 28-jarige man uit Maastricht In de visie van het OM heeft hij na eerdere mislukte pogingen in 2015 geprobeerd uit te reizen naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij de gewapende strijd.

De advocaat-generaal vorderde ook een proeftijd van vijf jaar, dat is een aantal jaren langer dan gebruikelijk, omdat de verdachte tot nu toe een volhardende houding heeft getoond waar het gaat om zijn jihadistische ideeën en zijn wens om deel te nemen aan de gewapende strijd. De rechtbank achtte de verdachte in 2013 bij een eerdere strafzaak geheel ontoerekeningsvatbaar en ontsloeg de man van rechtsvervolging. Wel werd hij destijds voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst. Nadat de man daar in 2014 werd ontslagen is hij vrijwel direct naar Irak afgereisd in een poging zich, zonder succes, aan te sluiten bij de IS. Toen zijn financiële middelen op enig moment uitgeput waren is de verdachte in 2015 teruggekeerd naar Nederland. Hij is toen opnieuw aangehouden op verdenking van uitreizen naar Syrië met een vals reisdocument. Zijn eigen paspoort was in 2013 na uitspraak van de rechtbank afgenomen.

In de visie van het OM heeft de verdachte informatie ingewonnen over het verkrijgen van een vals paspoort en is geld gaan inzamelen met als doel een nieuwe poging tot uitreizen. Verdachte heeft hiertoe onder meer contact gezocht met personen in Syrië en met hen gesproken over zijn plannen en zijn steun aan de strijd. Tevens zou de man ten behoeve van zijn voorgenomen reis naar het strijdgebied hebben geprobeerd om vrouwen te bewegen met hem te trouwen en vervolgens als zijn partner met hem mee te gaan naar Syrië.

Daar waar de rechtbank in navolging van de gedragsdeskundigen in 2013 oordeelde dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar zou zijn concluderen deskundigen bij de nieuwe zaak in 2015 in hoger beroep anders, namelijk dat er geen aanwijzingen zijn voor psychiatrische problemen bij verdachte. Dat maakt dat het OM in hoger beroep geen grond heeft voor het vorderen van TBS. De advocaat-generaal houdt met dat uitgangspunt rekening in zijn strafeis; “Verdachte wist dus heel goed waar hij mee bezig was. Het feit dat verdachte dan bij volle verstand zo volhardend is gebleken en geen afstand heeft genomen van zijn voornemens om in het strijdgebied te gaan moorden en ander mogelijk onheil te veroorzaken moet hem dan ook zwaar worden aangerekend.”

Het hof doet uitspraak op 2 oktober.