Eis: 6 jaar tegen Iraniër wegens verdenking van terrorisme

Het Openbaar Ministerie eist een gevangenisstraf van 6 jaar tegen een 42-jarige Iraniër uit Delft vanwege het voorbereiden en financieren van aanslagen en deelname aan een terroristische organisatie. Het onderzoek naar de man startte eind 2019 na een tip van de AIVD. Het OM is ervan overtuigd dat de verdachte een coördinerende rol speelde in het voorbereiden van aanslagen in Iran, die daar door anderen werden uitgevoerd.

De Iraniër werkte vanuit Rijswijk bij een televisiestation van verzetsbeweging ASMLA, een organisatie die opkomt voor een onderdrukte Arabische minderheid in het zuidwesten van Iran. ASMLA, dat in Nederland en Denemarken is gevestigd, streeft naar de bevrijding van deze regio, de Ahwaz. De organisatie heeft ook een gewapende tak die aanslagen pleegt in Iran, voornamelijk op de Iraanse Revolutionaire Garde en de olie-en gasvelden.

Chatverkeer over aanslagen

De verdachte ziet zichzelf als een activistische journalist, en zegt dat hij slechts verslag deed van het nieuws uit Iran. Maar volgens de officier van justitie blijkt uit chatverkeer dat hij tussen 2017 en 2020 met verschillende personen uitgebreid contact had over het plegen van aanslagen in zijn geboorteland:

Uit het verrichtte onderzoek blijkt dat verdachte oproept tot gewelddadig verzet en een faciliterende en coördinerende rol heeft bij het plegen van aanslagen in Iran.

Niet alleen gaf hij expliciete aanwijzingen aan anderen over doelwitten, ook bemiddelde hij in verkrijgen van wapens, deelde handleidingen voor het maken van explosieven en regelde beloningen voor aanslagplegers. De aanslagen varieerden van het in brand steken van een bank tot het liquideren van militairen. Ook voerde de verdachte de regie over de te maken beelden van de aanslagen. Deze beelden werden uiteindelijk weer verspreid via de kanalen van de ASMLA.

Iraanse inlichtingendienst

De verdachte ontkent dat hij deze chats voerde en zegt dat hij gehackt is door de Iraanse inlichtingendienst. Omdat het Iraanse regime een motief zou hebben om een politiek tegenstander te hacken, is deze claim serieus onderzocht. Uit het uitgebreide forensisch onderzoek van de politie en het NFI zijn echter geen sporen van hacks aangetroffen op de gegevensdragers van de verdachte. Wel zijn er aanwijzingen die juist naar verdachte wijzen. Zo werden de chats via verschillende applicaties gevoerd en grijpen ze inhoudelijk op elkaar in. Ook is de stem van de verdachte herkend in spraakberichten.

Al met al concludeert het OM dat er geen digitale sporen zijn aangetroffen die wijzen op een hack, laat staan een geslaagde hack, van één of meerdere van de gegevensdragers. Het verhaal dat deze chats door de Iraanse inlichtingendienst zijn geplaatst, en de verdachte dit jarenlang niet in de gaten had, kan als ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven.

Grens overschreden

De officier van justitie benadrukte dat het OM niet de bedoeling heeft om enig oordeel te vellen over het verzet tegen het Iraanse regime in het gebied Ahwaz:

Daarbij dient bedacht te worden dat misdrijven door een andere partij eigen misdrijven niet kunnen goedpraten of verzachten, en al helemaal niet het soort misdrijven dat in deze strafzaak aan de orde is. Het OM trekt de grens op het moment dat er in Nederland het Nederlands strafrecht wordt overtreden. Een bijzonder duidelijke grens voor het Openbaar Ministerie is in ieder geval de grens waarbij gemeend wordt te mogen beslissen over leven of dood.

Wat het Openbaar Ministerie betreft is deze grens overschreden en heeft verdachte zich in Nederland schuldig gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor terroristische misdrijven die in Iran zijn gepleegd. Doordat er bij deze handelingen sprake is van een duurzaam samenwerkingsverband met andere personen wordt hem ook deelname aan een terroristische organisatie ten laste gelegd.