Reactie College van procureurs-generaal over observeren advocaten in zoektocht naar Ridouan T.

Medio 2019 was de opsporing van Ridouan T., hoofdverdachte in het Marengo-proces, in volle gang. Hij stond op de Nationale Opsporingslijst en was de meest gezochte verdachte voor de Nederlandse politie en justitie.

Het achterhalen van zijn verblijfplaats en zijn aanhouding hadden de hoogste prioriteit, gelet op de zeer ernstige verdenkingen tegen hem. Hij wordt verantwoordelijk gehouden voor het geven van opdracht tot een groot aantal liquidaties. Voor informatie die zou leiden tot zijn aanhouding was een uitzonderlijk hoge  beloning van 100.000 euro uitgeloofd. Bovendien ging een ernstige dreiging van T. uit die zou kunnen  leiden tot nieuwe moordopdrachten.

Het betrof een zeer uitzonderlijk onderzoek waarin de belangen in het kader van de veiligheid van de rechtsstaat zeer groot waren. Dit onderzoek vroeg om uiterste inzet van opsporing, en met succes.

In deze specifieke casus zijn zorgvuldige afwegingen gemaakt door politie en het Landelijk Parket.  Deze afwegingen passen binnen het kader van de Aanwijzing toepassing opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen tegen advocaten, die voor het OM en alle opsporingsinstanties geldt. De aanwijzing schrijft voor dat de toepassing van opsporingsbevoegdheden in relatie tot advocaten een hoge mate van zorgvuldigheid vergt, maar niet betekent dat het OM nooit zou mogen overgaan tot het toepassen van deze bevoegdheden jegens advocaten. Bij een dergelijke inzet moet zeer goed acht geslagen worden op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat is hier ook gebeurd.

Het College van procureurs-generaal staat achter de afweging van het Landelijk Parket in deze uitzonderlijke casus.