Operatie Alfa: ‘Gewetenloos handelende criminele organisatie pleegde pallet aan strafbare feiten’

In het proces rond Operatie Alfa presenteerde het Openbaar Ministerie (OM) de afgelopen weken een aaneenschakeling van bewijzen tegen in totaal vijftien verdachten. Ze worden verdacht van ernstige strafbare feiten en hebben verder gemeenschappelijk dat ze volgens het OM allemaal deel uitmaken van een criminele organisatie. Dit feit stond vandaag centraal tijdens de inhoudelijke behandeling van zaak 14.

Tijdens een ruim anderhalf jaar durende afluisteroperatie, luisterde de politie duizenden gesprekken af. De gesprekken werden vooral gevoerd in ‘De Schuur’ op het woonwagenkamp aan de Hoogheuvelstraat in Oss, maar ook in auto’s en in een woning op het kamp luisterde de politie mee. Ook werden op meerdere plekken camera’s geïnstalleerd. Vrijwel direct ontstond de verdenking van een criminele organisatie. Een verdenking die volgens de officieren van justitie in de loop van het onderzoek alleen maar sterker is geworden: “Vrijwel dagelijks werden criminele zaken van de organisatie besproken. Er werd continu gepraat over het plegen van strafbare feiten en de voortgang daarvan. De handel in wapens en drugs leek voor de organisatie de normaalste zaak van de wereld. Het idee dat de verdachten enkel in de schuur kwamen om koffie te drinken en te keuvelen, kan met één blik op de uitgewerkte gesprekken en onderzoeksbevindingen van tafel worden geveegd.”

Taakverdeling

Dat de verdachten een criminele organisatie vormden, blijkt ook uit tal van kenmerken. In het jarenlange onderzoek is gebleken dat er sprake was van gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een bepaalde hiërarchie en een taakverdeling. Sommige leden van de criminele organisatie hadden specifieke taken. De organisatie bestond uit leden met specifieke kennis van vuurwapens, maar er waren ook mensen die zich in het bijzonder bezighielden met het produceren van synthetische drugs, het beheren van de boekhouding en de kas en het bouwen van ‘hokken’ waarin drugs konden worden geproduceerd. Voor het OM staat vast dat Martien R. de leider van de organisatie was. In tal van dossiers komt hij terug als drijvende kracht achter uiteenlopende strafbare feiten.

Verweving met bovenwereld

Onder zijn regie werd voor de organisatie belangrijke informatie vergaard via corrupte contacten bij bedrijven, bijvoorbeeld in de Antwerpse haven. Op deze manier werd informatie verkregen over voor de organisatie interessante partijen goederen. Zo werd in de loop van het onderzoek een container met garnalen apart gezet omdat er mogelijk drugs in verborgen zat. Ook bleek de leider te kunnen beschikken over politie-informatie over zijn persoon, zijn woning en de auto’s die op zijn oprit stonden. Verder kwam hij via corrupte contacten aan informatie over lopende opsporingsonderzoeken tegen hem en zijn familie: “Dat hij hiertoe in staat was, zegt iets over zijn macht en zijn vermogen om in de bovenwereld criminele contacten aan te boren en te benutten ten gunste van hemzelf en zijn criminele organisatie.”
 

Geweld en bedreiging met geweld

De criminele organisatie uit Oss zat met de grootschalige drugs- en wapenhandel volop in een criminele wereld met enorme financiële belangen. Geweld of het dreigen daarmee is ook deze criminele organisatie niet vreemd. Een van de leden spreekt zelfs over de ‘kwaaiste groep’ van Nederland en zegt in dat kader: “Als er wat gebeurt hè... die vrezen ons allemaal…” In een lange reeks van afgeluisterde gesprekken praten verdachten zonder enige terughoudendheid over afpersingen, bedreigingen met geweld en het toepassen van geweld: “Ik denk op een stoel en stroom erop”. Vandaag brachten de officieren nog meer gesprekken naar voren, waarin onmiskenbaar het gewelddadige karakter van de organisatie wordt onderstreept: “Ik zeg maar, wil jij ouder worden dan vandaag of niet? Ik zeg als jij zo doorgaat menneke, ik zeg dan ga jij in dit wereldje, ga jij het niet lang redden met een grote mond. Ik zeg je kunt wel met je vingertje lopen wijzen, maar als jij ene keer naar mij wijst breek alle tien jouw vingers.” Ook was het voor de organisatie normaal om ‘boetes’ op te leggen aan personen die de organisatie op wat voor manier dan ook in de weg zaten.

Effectief

Uit al deze gesprekken kan worden afgeleid dat de toepassing van geweld door de organisatie verschillende doelen had: afpersing, wraak, het aanjagen van angst en het overbrengen van een boodschap. En dat de organisatie daarin effectief was, blijkt alleen al uit het feit dat de aangiftebereidheid en de verklaringsbereidheid van getuigen en slachtoffers tijdens het onderzoek vrijwel nihil was: “Wij concluderen dat sprake was van een gewetenloos handelende criminele organisatie zonder enig respect voor andermans leven of goed.”