Onvoorwaardelijke gevangenisstraffen geëist vanwege “listig” faillissement

“Als een failliete vennootschap dezelfde naam als het fictieve kasteel uit “de avonturen van Tom Poes” van Marten Toonder heeft, is de link met de stripreeks snel gelegd. En wat het OM betreft, vat de gevleugelde uitspraak van Heer Bommel de gang van zaken in het dossier van vandaag ook goed samen: “Tom Poes, verzin een list.”

Zo begon de officier vandaag in de rechtbank Den Haag haar requisitoir. Zij eiste onvoorwaardelijke gevangenisstraffen tegen twee 58-jarige verdachten van faillissementsfraude. Het OM verwijt de mannen, waarvan één met onbekende woonplaats in Duitsland en die niet op de zitting verscheen, de ander uit Oldenzaal, het plegen van een bedrieglijke bankbreuk en het niet voeren en overleggen van de administratie aan de curator verweten. Een derde verdachte, een 56-jarige vrouw woonachtig in Duitsland werd ook verdacht van faillissementsfraude en stond ook terecht. De officier: “Vandaag proberen we te reconstrueren wat zich voorafgaande aan het faillissement afgespeeld heeft en wat de rol van de verdachten hierbij is geweest.” 

Kinderdagverblijf

In 2000 startte de vrouw met haar man een groot kinderdagverblijf in Gouda. Al vrij snel ontstonden er volgens de officier problemen met de Belastingdienst. Uit onderzoek bleek dat de aangiftes loonheffingen wel werden gedaan maar de daaruit verschuldigde loonheffingen sinds 2005 niet werden afgedragen. Bovendien constateerde de Belastingdienst in 2007 al dat de onderneming niet voldeed aan de administratieplicht en in 2010 werd er een boekenonderzoek afgerond waarbij de gevoerde administratie verworpen werd gelet op de geconstateerde tekortkomingen. In juni 2012 werd het kinderdagverblijf failliet verklaard en bleef de vennootschap leeg achter met grote schulden van circa twee miljoen euro onder meer bestaande uit niet betaalde loonheffingen en pensioenpremies. 

List

De curator deed in mei 2013 aangifte van faillissementsfraude en naar aanleiding daarvan startte de FIOD onder leiding van het OM een strafrechtelijk onderzoek. De officier: “Het opzetje, de list, tussen beide heren om de onderneming eruit te halen en de verlieslatende tent nog drie jaar draaiende te houden om zo aan hoofdelijke bestuurdersaansprakelijkheid op grond van het Burgerlijk wetboek te ontkomen, lukte echter niet de BV ging al snel failliet.”

Faillissementsfraude

Uit het onderzoek van de FIOD kwam naar voren dat de verdachten allerlei zaken onttrokken aan de boedel. Zo ging het klantenbestand, en dus de activiteiten van de kinderopvangonderneming,  gratis over naar een nieuwe Besloten Vennootschap waarbij de schulden aan de belastingdienst en het pensioenfonds achterbleven bij de lege vennootschap die in handen was van een katvanger. De nieuwe vennootschap ging door onder leiding van verdachte en zijn vrouw. De betalingen door ouders voor kinderopvang werden naar bankrekeningen overgemaakt die buiten het faillissement vielen. Daarnaast werd er in het laatste jaar voor het faillissement het salaris van de verdachte man en vrouw verdubbeld tot in totaal 300.000 euro. Verder was de officier van mening dat de administratie door verdachten niet werd gevoerd en dus ook niet volledig overgedragen aan de curator. 

Ernst van de feiten en strafmaat

Voorop staat dat elke vorm van fraude bestreden moet worden, omdat fraude het economisch stelsel ondermijnt, concurrentieverhoudingen verstoort en tot schade voor burgers en het bedrijfsleven leidt. Dit onbestraft laten, tast het rechtsgevoel aan. De officier: “Door het handelen van verdachten zijn er schuldeisers en werknemers van de onderneming ernstig gedupeerd. “Na mij de zondvloed” lijkt het credo te zijn geweest van verdachten. Maar daarbij leidt de BV Nederland verlies, want die blijft achter met onbetaalde belastingen en ook het pensioenfonds wordt opgezadeld met de kosten, want ondanks dat de premies niet afgedragen zijn, hebben de werknemers wel gewoon recht op pensioen."

De officier eiste tegen de man uit Duitsland een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en 30 maanden tegen de man uit Oldenzaal. Tegen beide mannen eiste ze een beroepsverbod als bestuurder of aandeelhouder van een rechtspersoon voor de maximale duur van vijf jaar en ook werd publicatie van het niet geanonimiseerde vonnis geeist als bijkomende straf.  Ook bij de vrouwelijke verdachte werd een beroepsverbod geeist naast de taakstraf van 200 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden gelet op haar meer faciliterende rol en haar persoonlijke omstandigheden. 

De rechtbank doet op 8 oktober uitspraak.